Voor de komst van de moderne waterleiding waren de inwoners van Lissabon voor hun drinkwatervoorziening aangewezen op de stedelijke fonteinen, waarvan de stad er halverwege de negentiende eeuw zo’n zestig telde. De gang naar zo’n fontein (chafariz) met een lege kruik of een leeg vat viel dikwijls nog wel mee, maar de terugweg met een volle kruik of een vol vat water moet voor ouden van dagen en mensen die slecht ter been waren een hele opgave zijn geweest. Lissabon kent immers grote hoogteverschillen. Gelukkig waren er ook ambulante verkopers die huis aan huis voor een gering bedrag water uit de stedelijke fonteinen te koop aanboden. Deze waterverkopers – misschien is waterdragers een betere term want feitelijk boden ze slechts hun transportdiensten te koop aan – waren georganiseerd in bedrijven. In een stedelijke verordening uit 1852 was bepaald dat elk watertransportbedrijf uit niet meer dan 33 aguadeiros mocht bestaan. Op deze wijze werd voorkomen dat één bedrijf de ambulante waterverkoop zou monopoliseren en werd een gezonde concurrentie in stand gehouden. Zo waren bijvoorbeeld aan de fontein op het Largo da Esperança drie companhias de aguadeiros verbonden en aan de Chafariz de Dentro in de volkswijk Alfama zelfs vier. De meerderheid van de waterdragers in Lissabon was van Galicische herkomst. Waterdragers hadden de reputatie weinig ontwikkeld, ruw en opvliegend te zijn. Op de interne orde werd toegezien door een voorman; conflicten tussen waterdragers van verschillende bedrijven waren lastiger te beslechten en vergde overleg tussen de voormannen van de betrokken bedrijven. Net als veel andere ambulante kooplieden in Lissabon lieten ook waterdragers luid en duidelijk van zich horen. Op hun vaste routes door de hen toegewezen wijken riepen ze regelmatig: “Á-Á …ÚÚ! Áua fresquinha! Ááááuga! Áú – Áú!” of “Há água fresquinha! Quem quer, quem quer?” (Hier vers water, wie o wie, wie o wie?). Door een witte doek uit het raam te hangen konden inwoners van Lissabon aangeven dat ze water nodig hadden en zich zo een hoop geschreeuw besparen. De stedelijke verordening uit 1852 bepaalde overigens dat waterdragers in geval van brand verplicht waren te hulp te snellen. Daarmee waren de waterdragers ook de voorlopers van de moderne brandweerlieden.
De waterdragers van Lissabon gebruikten slanke houten vaten die waren voorzien van een metalen handvat. Prenten en foto’s tonen dat de vaten op de schouder werden gedragen. Om slijtage van kleding en blessures te voorkomen werd over de schouder waarop het vat getorst werd een doek geslagen. Elk watertransportbedrijf voorzag zijn aguadeiros van een ander uniform kostuum. Vermoedelijk waren ook de vaten van elk bedrijf anders gemerkt of voorzien van een kenmerkend kleurenpatroon. De beroemde fotograaf Joshua Benoliel (1873-1932) heeft in het eerste decennium van de twintigste eeuw nog heel wat waterdragers bij de fonteinen van Lissabon gefotografeerd maar helaas kunnen die zwartwit opnamen ons weinig tot niets vertellen over de kleuren van kostuums en watervaten. Daarvoor zijn we aangewezen op ingekleurde negentiende eeuwse lithografieën, die verschenen in populaire albums gewijd aan typisch Portugese beroepen (profissões e trajes), volksfiguren (tipos) en klederdrachten (costumes). Bij mijn laatste bezoek aan Lissabon kocht ik een lithografie van twee waterdragers die rond 1850 gedrukt en uitgegeven is door A.S. Castro (Largo do Poço Nova 33, Lissabon) naar een prent vervaardigd door João Leite Palhares (circa 1810-circa 1890). Van dezelfde prent zijn ook afdrukken bekend die onderdeel zijn van het later door Palhares zelf uitgegeven album Costumes portugueses. In dat album draagt de prent nummer 49, terwijl de door mij gekochte losse prent ongenummerd is. Het is leerzaam om beide prenten naast elkaar te leggen. Dan blijkt dat de meeste kledingstukken wat kleur betreft redelijk tot perfect overeenstemmen. Alleen de muts van de rechter waterdrager is in de ene prent groen met een oranje rand en in de andere prent blauw met een oranje rand. Opvallender zijn de verschillen in kleur voor wat betreft de vaten. Mijn voorzichtige conclusie luidt dat degenen die de prenten inkleurden zich ten aanzien van de vaten meer vrijheden veroorloofden dan ten aanzien van de kostuums. Welk kleurenpatroon op een watervat bij welke companhia de aguadeiros en dus bij welk kostuum hoorde, was waarschijnlijk alleen aan de waterdragers zelf bekend.
© Peter Zwaal, 2016
http://purl.pt/22226 (Costumes portugueses, digitaal exemplaar van de Biblioteca Nacional de Portugal; verreweg de meeste prenten uit dit album hebben als adres Travessa da Palha 15, Lissabon, alwaar de werkplaats van Palhares was gevestigd; kennelijk stamt de prent van de twee waterdragers uit een periode dat Palhares nog geen eigen atelier had maar werkte in opdracht van anderen)