Een praatje over bloemschikken opgeklopt tot kunstfotoboek

linnen omslag Bloemen in vazen (1948)vaas met prunustakken (foto Hester Carsten)vaasje met sneeuwbessen (foto Hester Carsten)

Het duurde even eer het kwartje viel. Het was een zinnetje in het colofon dat mij plotseling deed beseffen dat het boekje Bloemen in vazen (1948) van Marie van Heel (teksten) en Hester Carsten (foto’s) eigenlijk de weerslag is van een lezing met lichtbeelden waarmee Van Heel in de eerste naoorlogse jaren door het land trok. “Een praatje over bloemen schikken” luidt dat zinnetje in het colofon. Het klinkt als een ondertitel die terecht door de uitgever van titelpagina en omslag is verbannen. Een boekje is immers wat anders dan een praatje. In een praatje of voordracht sta je rechtstreeks met het publiek in contact. In een boekje spreek je een onbekend publiek toe. Ik heb het vermoeden dat ook Marie van Heel zich dit terdege heeft gerealiseerd toen ze haar praatje/voordracht over bloemschikken omwerkte tot een boekje voor de Haagse uitgeverij L.C.J. Boucher.[1] Hoe adresseer je de lezer die je niet kent? Kies je voor het vormelijke U of het gemeenzame je? De oplossing die Marie van Heel – al dan niet in overleg met een redacteur – gekozen heeft, is die welke ook vaak in andere instructieve teksten gehanteerd wordt. Vermijd U of jij en kies voor het onpersoonlijke men. Wat prima werkt in kookboeken (Men neme 1 kilo bloem en een half pond boter…), zal toch zeker ook wel in een boekje over bloemschikken werken? En dus duikt op vrijwel elke tekstpagina in het boekje die onpersoonlijke men op. “Ontbladeren is een geduldwerkje. Men neemt er het best een kleine schaar voor…” “De dovenetel is een heel dankbaar onkruid. Men plukt ze wanneer de onderste bloemenkrans in volbloei staat.” “Zet men ze zonder voorzorg in het water, dan hangen ze onmiddellijk slap.” “”Men beleeft van haar lange tijd pleizier, wanneer men haar goed behandelt.” Dit voortdurende ge-men moet ook Marie van Heel behoorlijk zijn gaan tegenstaan want uit pure wanhoop schakelt ze soms over op de aanspreekvormen ge en gij. Dat levert dan zinnetjes op die de lezer van tegenwoordig al helemaal archaïsch in de oren klinken. “Wilt gij een kleurig bloemenschilderij voorgetoverd krijgen?” “Bevreesd voor het samenvoegen van heel verschillende bloemen hoeft ge niet te zijn.” “Plukt ge seringen voor een mooie ruiker…” Enzovoorts, enzovoorts.

Laat niemand zich echter vanwege die gewrongen schrijfstijl weerhouden om kennis te nemen van het boekje van Maria Alida (Marie) van Heel (1899-1956). Haar ideeën over bloemschikken zijn namelijk geenszins gedateerd. Zo gebruikt ze liever geen kasrozen met kaarsrechte stelen maar heeft ze een uitgesproken voorkeur voor tuinrozen, die ze vanwege hun ongedwongen bloeiwijze de “onvolmaakte buitenzusters” van de kasrozen noemt. Voor combinaties van gecultiveerde en wilde bloemen schrikt Van Heel bepaald niet terug. Hoewel ze erkent dat wilde bloemen vaak een overmatige hoeveelheid blad hebben, moedigt ze haar lezers aan toch wilde bloemen te gebruiken voor een natuurlijker effect. Ook het gebruik van (bloesem- of vruchtdragende) takken van bomen en heesters moedigt ze aan. Zelf plukken staat bij Van Heel duidelijk in hoger aanzien dan een gang naar de bloemenwinkel. En tenslotte spoort ze iedereen aan zijn of haar fantasie te gebruiken want “bloemen horen eigenlijk niet bij fantasieloze mensen”. Eén solitaire klimoprank in een glazen fles of een kort afgesneden bloem van een berenklauw kunnen reeds voldoende raffinement bezitten, zoals de foto’s in het boek aantonen.

Natuurlijk zou vandaag de dag geen uitgever het meer in zijn hoofd halen om voor een boek over bloemschikken zwartwit foto’s te gebruiken. Maar in de jaren veertig was zwartwit fotografie nog de norm. De 34 foto’s van Hester Carsten (1898-1987) bevatten veel contrast en zijn voorbeeldig geclicheerd. Qua belichting en compositie zijn de foto’s enigszins gedateerd zoals ook sommige van de gebruikte vazen en containers (een plateelvaasje, een tonvormig Tokayer wijnflesje) verraden dat deze arrangementen stammen uit het midden van de twintigste eeuw. Maar bij het zien van deze foto’s jeuken mijn handen om de arrangementen van Van Heel na te doen en dat overkomt me eigenlijk zelden als ik door bloemschikboeken van later datum blader, die vaak overdadig geïllustreerd zijn met kleurenfoto’s. Voor de vormgeving van het bijna vierkante boekje (23 x 21,5 cm) was de bekende grafisch ontwerper Helmut Salden (1910-1996) verantwoordelijk.[2] Hij koos voor een rustige paginaopmaak met veel wit. Door de foto’s en bijbehorende teksten op tegenover elkaar liggende pagina’s af te drukken heeft het boekje de look and feel van een kunstfotoboek en doet het in de verste verte niet denken aan een hobby- of doe-het-zelf-boek, hoewel het dat in diepste wezen natuurlijk wel is.

Hester Carsten (1951) © National Library New ZealandOver de auteurs Marie van Heel en Hester Carsten is weinig meer bekend dan dat ze in artistieke (Haagse) kringen verkeerden. Hester Carsten was van april 1936 tot november 1940 getrouwd met schilder en tekenaar Willem Schrofer (1898-1968), die tevens docent was aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag.[3] Carsten had een fotostudio in de Lange Houtstraat, tegenover woninginrichtingswinkel My Home. In de bovenzalen van My Home had ze in november 1940 ook haar eerste solo-expositie.[4] Binnenhuisarchitect Bas van Pelt (1900-1945), de eigenaar van My Home, huurde Carsten af en toe in om gerealiseerde projecten te fotograferen.[5] Een ander genre waarin Carsten zich specialiseerde was het portretteren van kinderen en dieren.[6] Marie van Heel was niet woonachtig in Den Haag maar kwam uit Rotterdam. Van Heel was getrouwd geweest met ene Antonius Maria Jacobus Lameer (1898-1945). Haar oudere broer Jan van Heel (1898-1990) was echter kunstschilder in Den Haag en doceerde kunstgeschiedenis aan het Johan de Witt Lyceum aldaar. Jan van Heel en Willem Schrofer kenden elkaar van de Haagse Kunstkring en Pulchri Studio. Het vermoeden bestaat dan ook dat de samenwerking tussen Marie van Heel en Hester Carsten is terug te voeren op de vriendschap tussen beide mannen. Toen Marie van Heel een fotograaf zocht ten behoeve van haar lezingenreeks over bloemschikken zal ze haar broer wel hebben gepolst of hij niet iemand wist, waarop deze de ex van Schrofer aanbeval.[7] Andere scenario’s zijn natuurlijk ook denkbaar maar ik gok op dit voor de hand liggende scenario. Een andere vraag die zich alleen in hypothetische zin laat beantwoorden is voor welke verenigingen en gezelschappen Van Heel haar lezingen over bloemschikken hield. Ik heb geen aankondigingen van dergelijke lezingen in landelijke of regionale kranten kunnen vinden maar dat verbaast mij in het geheel niet. Ik vermoed dat Van Heel haar praatjes hield voor plaatselijke Floralia-verenigingen en lokale afdelingen van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen en de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen. Deze verenigingen communiceerden veelal via gestencilde bulletins met hun leden en achterban en dit soort bulletins is bijna nooit systematisch verzameld en bewaard, laat staan gedigitaliseerd. Marie van Heel blijft dus een schimmige persoon. Hopelijk komt daar nog wel eens verandering in als iemand met meer kennis over haar doen en laten, toevallig stuit op dit artikel.

© Peter Zwaal, 2016

[1] Marie van Heel [tekst] & Hester Carsten [foto’s], Bloemen in vazen (’s-Gravenhage : L.C.J. Boucher, 1948)
[2] Katja Vranken e.a., Helmut Salden : letterontwerper en boekverzorger (Rotterdam : Uitgeverij 010, 2003) p.46
[3] F. Bool & K. Broos [red.], Fotografie in Nederland, 1920-1940 (’s-Gravenhage : Staatsuitgeverij, 1979) p.147; Elsje Drewes, Willem Schrofer (1898-1968) : schilder, nonconformist (Zutphen : De Walburg Pers, 1998)
[4] De Residentiebode, 4 november 1940; Algemeen Handelsblad, 17 november 1940; Haagsche Courant, 18 november 1940; Het Vaderland, 22 november 1940
[5] Pieter Koomen, Binnenhuis : karakter en sfeer : het werk van Bas van Pelt (’s-Gravenhage : A.A.M. Stols, 1943) p.? ; Petra Faber, My Home Bas van Pelt : binnenhuisarchitectuur, 1931-1995 (Rotterdam : Uitgeverij 010, 1995) p.?
[6] Het Vaderland, 23 augustus 1941. Carsten fotografeerde o.a. de kinderen uit het eerste huwelijk van Willem Schrofer, waaronder de latere ontwerper Jurriaan Schrofer. Frederike Huygen, Jurriaan Schrofer : grafisch ontwerper, fotoboekenpionier, art director, docent, kunstbestuurder en omgevingskunstenaar, 1926-1990 (Amsterdam : Valiz, 2013) p.23
[7] Hester Carsten had in maart 1948 een foto-expositie in het gebouw van de Haagse Kunstkring. Mogelijk zijn op deze expositie ook enkele foto’s getoond uit het boekje Bloemen in vazen. De Tijd, 15 maart 1948