Inleiding en wat vooraf ging
In een eerder artikel is stilgestaan bij de kortstondige samenwerking tussen de NV Maatschappij tot Exploitatie van G. Houweling’s Mineraalwaterfabrieken (Amsterdam) en The Coca-Cola Export Corporation.[1] Houweling was in de jaren twintig van de vorige eeuw de grootste frisdrankproducent van Nederland met nevenproductievestigingen (‘filialen’) in diverse andere grote steden. Het bedrijf werd in 1928 licentiebottelaar van Coca-Cola omdat directeur Eduard Houweling onderkende dat lokale en regionale merkartikelen hun langste tijd gehad hadden. Wat de ontwikkeling in het buitenland liet zien was dat merkartikelen die op landelijke schaal werden gedistribueerd en waarvoor op landelijke schaal reclame werd gemaakt, veel meer groeipotentie hadden.
Waar de samenwerking met The Coca-Cola Export Corporation op neerkwam was dat Houweling een concentraat (halffabrikaat) geleverd kreeg waarvan het in de vestigingen in Amsterdam, Den Haag en Haarlem het eindproduct Coca-Cola diende te vervaardigen. Dit volgens een vaste receptuur, gebotteld in een voorgeschreven model fles en tegen een verkoopprijs die eveneens door The Coca-Cola Export Corporation werd bepaald. De samenwerking bracht beide partijen niet wat ze ervan hadden verwacht en kwam al na een jaar ten einde. De Amerikanen besloten daarop in 1930 een eigen productie- en verkoopmaatschappij op te richten. Deze NV Nederlandsche Coca-Cola Maatschappij wist zich moeizaam een plaats te veroveren op de Amsterdamse frisdrankenmarkt. Vanaf 1936 kreeg het bedrijf plotseling de wind in de zeilen en wist het ook elders in Nederland veel afzet te vergaren. In 1939 bezat Coca-Cola al een nagenoeg landelijk distributienetwerk en was het onbetwist de meest gedronken frisdrank van Nederland.
Tot op heden is altijd aangenomen dat de kortstondige samenwerking tussen Houweling en The Coca-Cola Export Corporation de vroegste manifestatie vormt van het fenomeen licentiebotteling in Nederland. Niets is echter minder waar. Al veel eerder probeerde de van oorsprong Duitse frisdrank Sinalco door middel van franchising en licentiebotteling voet aan de grond in Nederland te krijgen. Dit artikel gaat over deze Duitse frisdrank, over zijn Nederlandse licentiebottelaars en over enkele ondernemende frisdrankfabrikanten die graag op het succes van Sinalco wilden meeliften. En toeval of niet: ook in dit verhaal duikt de naam op van Houweling!
Bilz Limetta
De geschiedenis van Sinalco voert terug tot 1901. In dat jaar ‘componeerde’ Franz Hartmann (1871-1931), zoon van een smaakstoffenfabrikant uit Detmold, een nieuw essence voor limonadesiroop dat hij Limetta noemde. Dit vloeibare concentraat bevatte vijf verschillende natuurlijke vruchtenaroma’s – twee afkomstig van inheemse vruchten en drie van buitenlandse citrusvruchten – plus een extract van vanille. Aan het concentraat hoefde alleen nog suikersiroop te worden toegevoegd om een smakelijke limonadesiroop te krijgen. Limetta was met andere woorden een halffabrikaat. Hartmann vroeg zich ook af hoe hij Limetta tot een succesartikel kon maken. Hiertoe wendde hij zich tot de bekende natuurgeneeskundige Friedrich Eduard Bilz (1842-1922). Deze voormalige wever en kruidenier was auteur van Das neue Heilverfahren (1888), een lijvig boekwerk vol praktische raadgevingen betreffende de menselijke gezondheid. In Radebeul, niet ver van Dresden, exploiteerde Bilz een drukbezochte Naturheilanstalt (sanatorium). Hartmann vermoedde dat als Bilz zijn naam aan Limetta verbond, dit de verkoopbaarheid enorm zou doen toenemen. Bij tal van andere voedings- en genotmiddelen was reeds gebleken dat de naam Bilz wonderen deed. Duitse consumenten stelden een onbegrensd vertrouwen in deze producten en bleken bovendien bereid er wat meer voor te betalen. De natuurgenezer had wel oren naar het plan dat Hartmann hem voorlegde, al wilde hij uiteraard wel graag meedelen in de winst. Hartmanns vermoeden werd bewaarheid: Bilz Limetta bleek een instant succes, vanwege de naam maar ook vanwege het ongekende gebruiksgemak. Iedereen die suikersiroop kon vervaardigen (in een dubbelwandige ketel of au bain-mariepan) kon namelijk ook Bilz Limetta maken. Het was gewoon een kwestie van doseren en mengen. Zodoende waren het niet alleen gevestigde drankenproducenten die het concentraat gingen gebruiken maar ook ondernemers zonder veel kennis en ervaring op het gebied van drankenfabricage, zoals levensmiddelengrossiers, slijters en kasteleins.[2]
Van aanvang af zocht Franz Hartmann voor zijn product ook afzet buiten Duitsland. Al in augustus 1902 duiken in verschillende Nederlandse kranten advertenties op voor Bilz Limetta.[3] Dat is opmerkelijk want de naam Bilz deed in ons land bij maar zeer weinig mensen een belletje rinkelen. Van Bilz’ boek Das neue Heilverfahren zou pas in de loop van 1905 een Nederlandse vertaling verschijnen. De Duitse natuurgeneeskunde stond bij veel Nederlandse artsen en apothekers sowieso in een kwade reuk en Friedrich Bilz werd dan ook beschouwd als een kwakzalver.[4] Waarschijnlijk heeft de eenvoudige bereidingswijze van de limonadesiroop dus de doorslag gegeven. Cornelis Franciscus van Dijl (1869-1949), een agentuur- en commissiehandelaar uit Dordrecht, was degene die het Bilz Limetta-concentraat naar Nederland haalde en het hier bij veel drankenproducenten, levensmiddelengrossiers en horecabedrijven onder de aandacht bracht.[5] Drankenproducenten die het concentraat van Van Dijl betrokken om er Bilz limonadesiroop mee te vervaardigen waren onder andere de firma’s H.R. Pieterse (Zutphen), H. Busscher (Groningen) en J. Meens (Venlo).[6] Levensmiddelengrossiers die Bilz limonadesiroop produceerden en in gebottelde vorm verkochten waren onder andere N.C. Keukenschrijver (’s-Hertogenbosch), Martin Gitsels (Venlo), M.H. Krekelberg (Maastricht) en N. Zandee (Vlissingen).[7] Daarnaast moeten er tientallen horecazaken en slijterijen zijn geweest waar de limonadesiroop eveneens vervaardigd werd voor verkoop in eigen bedrijf.
De uiteenlopende aard van de afnemers en de snelle opmars van het Bilz Limetta-concentraat maken duidelijk dat er door producent Hartmann en diens Nederlandse agent geen speciale eisen werden gesteld aan de flessen waarin de siroop gebotteld werd. Wetende dat er voor limonadesiroop in die jaren in Nederland heel uiteenlopende soorten flessen en flacons werden gebruikt, zal het merkartikel Bilz Limetta dus allerminst een eenduidig voorkomen hebben gehad.[8] Jammer genoeg ben ik tot op heden nooit een oude limonadesiroopfles of een siroopetiket tegengekomen met daarop de vermelding Bilz of Bilz Limetta. Overigens zijn er ook afnemers van het concentraat geweest, zoals de Haagse firma J.H. Varenkamp & Zoon, die de siroop simpelweg Limetta noemden – wat het beste bewijs is dat de naam Bilz in Nederland op dat moment weinig of geen toegevoegde waarde had.[9] Een kleine Nederlandse producent van geur- en smaakstoffen was zo gis om zich de naam Limetta in februari 1906 toe te eigenen aangezien Hartmann verzuimd had de merknaam in Nederland te laten registreren.[10] Omdat het woord limetta in Duitsland de naam was van een bepaalde citrusvrucht en het Kaiserliche Patentamt plantennamen niet als merk accepteerde, moet Hartmann gedacht hebben dat Limetta ook in Nederland als merknaam volstrekt kansloos was.
Bilz Sinalco
In 1904 zette Franz Hartmann een verdere stap ter popularisering van zijn concentraat. Hij realiseerde zich dat het product ook met koolzuurhoudend water kon worden aangelengd en dus als een halffabrikaat voor frisdrank in de markt kon worden gezet. Hartmann kwam op het lumineuze idee om drankenproducenten die zijn concentraat afnamen bijpassende ‘gratis’ etiketten te gaan verstrekken met daarop de naam Bilz Brause. Op de etiketten stond verder een goed gelijkende afbeelding van Friedrich Bilz alsmede de handtekening van de natuurgeneeskundige. Wederom bleek dat Hartmann een goede neus had voor wat de markt verlangde. Zo’n vijftig Duitse frisdrankfabrikanten hapten onmiddellijk toe en meldden zich aan als bottelaar van Bilz Brause.[11] Erg lang is de naam Bilz Brause niet gebruikt want al in 1905 besloot Hartmann de aanduiding Brause (limonadegazeuse) van zijn etiketten te schrappen. Hij schreef een wedstrijd uit voor een nieuwe, korte en goed in het gehoor liggende benaming en stelde de winnaar een beloning van 100 Mark in het vooruitzicht. De naam van de winnaar is helaas in vergetelheid geraakt maar zijn vondst niet: Sinalco. Hartmann eigende zich deze vondst onmiddellijk toe.[12] Wat de nieuwe merknaam onderstreepte was dat frisdranken op basis van het concentraat geen kinderachtige limonadegazeuses waren maar mousserende alcoholvrije (sine alcohole) vruchtenwijnen. Onzin natuurlijk, maar wel onzin die het product een meer volwassen imago bezorgde en het in één klap ook bij alle geheelonthouders onder de aandacht bracht.
Reclameplaten en advertenties van Bilz Sinalco uit deze tijd tonen een sterk schuimende goudgele drank, geserveerd in kelkvormig glazen die ook gebruikt werden voor Schaumwein en Sekt.[13] De reclamecampagne voor Bilz Sinalco werd grotendeels gefinancierd door Hartmann, wat mogelijk was omdat hiervoor in de prijs van het concentraat een vergoeding was verdisconteerd. Binnen luttele jaren slaagde Hartmann erin een netwerk van licentiebottelaars voor zijn concentraat op te bouwen dat geheel Duitsland omspande. Maar ook elders in Europa en in sommige Zuid-Amerikaanse landen, met name Chili, wist Hartmann frisdrankfabrikanten voor zijn concentraat te interesseren. Naar eigen zeggen beschikte Hartmann in 1907 over zo’n vijfhonderd licentiebottelaars in Duitsland en elders, samen goed voor een afzet van ongeveer 300 miljoen flesjes Bilz Sinalco.[14]
Conflict in Zuid-Limburg
Ook in Nederland vond Hartmanns frisdrankconcentraat al vroeg aftrek. De oudste advertenties die ik heb kunnen vinden dateren uit mei en juni 1904, toen het product nog Bilz Brause heette. Antoon Hubert Verkoeijen (1869-19??), een kleine frisdrankfabrikant en bierbottelaar uit Venlo, was waarschijnlijk de eerste Nederlandse gebruiker (en dus licentiebottelaar) van Bilz Brause.[15] Buiten Venlo zijn met zekerheid ook in Arnhem en Nijmegen licentiebottelaars van Bilz Brause actief geweest. In Arnhem wierp de Geldersche Stoomkoffiebranderij van Johannes Thomas Blans (1860-1947) zich op als licentiebottelaar. Anders dan de naam doet vermoeden was de Geldersche Stoomkoffiebranderij vooral een grossiersbedrijf in kruidenierswaren, dat daarnaast beschikte over een eigen koffiebranderij en in 1904 tevens een eigen productielijntje voor frisdranken in gebruik nam.[16] In Nijmegen begon de jonge firma G.D. Hellewaard & Co., gevestigd aan de Graafsestraat 51, Bilz Brause in licentie te vervaardigen. Eigenaar-directeur Gerrit Derk Hellewaard (1868-1922) timmerde aan de weg onder de naam Eerste Nijmeegsche Stoom-Mineraalwaterfabriek.[17] Mogelijk zijn er in 1904-1905 nog enkele Nederlandse bottelaars van Bilz Brause geweest maar heel veel zullen het er niet geweest zijn. Wat zeker een rol heeft gespeeld is dat de merknaam veel Nederlandse frisdrankfabrikanten niet aansprak: wie of wat was Bilz, snapte het publiek wel dat Brause hetzelfde was als limonadegazeuse en waarom werd op de etiketten niet klip en klaar de smaak van het product vermeld?
Antoon Verkoeijen stopte medio 1905 met de productie van Bilz Brause.[18] Ook het volume concentraat dat door de andere Nederlandse licentiebottelaars werd afgenomen moet Hartmann hebben teleurgesteld. Nadat de naam Bilz Brause gewijzigd was in Bilz Sinalco werd daarom een gerichte zoektocht op touw gezet naar meer Nederlandse afnemers. Via oproepjes in het Algemeen Handelsblad werden ‘agenten’ gezocht die zich konden melden bij een ‘hoofdkantoor’ in Arnhem.[19] Het adres van dit hoofdkantoor (Spijkerstraat 115) doet vermoeden dat Hartmann een vertegenwoordiger in de arm had genomen die vanaf zijn tijdelijke woonadres met Nederlandse frisdrankfabrikanten in contact probeerde te raken. Toen deze aanpak niet voldoende resultaat opleverde plaatste Hartmann eind 1906 enkele advertenties waarin hij kapitaalkrachtige Nederlandse firma’s opriep zich rechtstreeks bij hem in Detmold te melden.[20]
In augustus 1907 liet Hartmann zijn frisdrankmerk inschrijven in het Nederlandse merkenregister.[21] Hieruit zou voorzichtig kunnen worden afgeleid dat hij inmiddels één of meer Nederlandse geïnteresseerden had weten te strikken. Helaas heb ik geen namen kunnen achterhalen. Pas in augustus 1909 duiken enkele advertenties op die glashelder aantonen dat de frisdrank Bilz Sinalco op dat moment ook in Nederland onder licentie werd geproduceerd.[22] Die producent was Benjamin Alexander Hubert (Benno) van Houtem (1867-1929), een landmeter die in het Zuid-Limburgse dorpje Epen-Wittem een café met feestzaal exploiteerde. Aan die horecagelegenheid was ook een bottelarij verbonden, waar bier van brouwerij Lintzen uit het naburige dorpje Mechelen-Wittem van fust op fles gebracht werd.[23] Vermoedelijk is Van Houtem deze bottelarij in 1907 of 1908 tevens gaan gebruiken om frisdranken te vervaardigen. Omdat zijn kennis op het gebied van drankenbereiding beperkt was, viel Van Houtems keuze op het gemakkelijke Bilz Sinalco-concentraat. Waarschijnlijk heeft Van Houtem de frisdrank Bilz Sinalco gebotteld in dezelfde beugelflesjes die hij ook voor bier gebruikte. Zeker is in elk geval dat Van Houtem de etiketten heeft gebruikt met daarop de naam en het portret van Bilz.
De advertenties die Van Houtem in augustus 1909 in de Limburger Koerier plaatste waren opvallend genoeg niet bedoeld om reclame te maken voor Bilz Sinalco maar om consumenten te waarschuwen voor bedrieglijke namaak. Een frisdrankfabrikant uit Kunrade-Voerendaal, Jan Jozef Leonard (Leo) Moulen (1882-1966), had namelijk een imitatieproduct in omloop gebracht onder de naam Sinalco. Van Houtem liet weten dat de echte Bilz Sinalco herkenbaar was aan het etiket met het portret en de handtekening van Friedrich Bilz. Wat Leo Moulen met zijn imitatieproduct bezielde is niet moeilijk te doorgronden. Hij moet hebben gevreesd dat Van Houtem met Bilz Sinalco ook afzet in Voerendaal en Heerlen zou weten te vinden. Bekend is dat Moulen vóór 1907 een poosje in een frisdrankfabriek in Duitsland had gewerkt, waar hij de kneepjes van het vak had geleerd.[24] Voor de meeste Nederlanders mocht Bilz Sinalco dan een onbekend en onbemind product zijn, voor Moulen was het dat beslist niet. Hij had met eigen ogen gezien hoe succesvol deze frisdrank in Duitsland was. Het conflict tussen Van Houtem en Moulen is waarschijnlijk met een sisser afgelopen. Moulen zal, al dan niet onder dreiging van juridische stappen, zijn frisdrank wel een andere naam gegeven hebben. Het woordmerk Sinalco was immers in Nederland geregistreerd.[25]
Wat Benno van Houtem betreft kan nog worden opgemerkt dat hij allesbehalve de kapitaalkrachtige Nederlandse bottelaar was die Hartmann zich zo graag gewenst had. Van Houtem was namelijk in november 1906 failliet gegaan en dit faillissement zou pas negen jaar later bij gebrek aan actief worden opgeheven.[26] Zowel het café met feestzaal als de bottelarij in Epen-Wittem behoorden dus zeker niet toe aan Van Houtem. Vermoedelijk waren beiden eigendom van brouwerij Lintzen en was Van Houtem slechts de uitbater op loon- dan wel commissiebasis. Door met Bilz Sinalco ook buiten zijn woonplaats Wittem de boer op te gaan heeft Van Houtem geprobeerd zijn verdiensten wat op te krikken. Vermeldenswaard is verder dat een zending Sinalco-concentraat uit Detmold bestemd voor Van Houtem in september 1909 door de Nederlandse douane aan een grondige inspectie werd onderworpen. Daarbij werd geconstateerd dat dit halffabrikaat voor frisdrank een alcoholgehalte had van maar liefst 9% en dus accijnsplichtig was.[27] Het alcoholgehalte was het gevolg van het feit dat de vruchtenaroma’s in het concentraat verkregen waren via een distillatieproces.[28] Door de sterke verdunning van het concentraat met koolzuurhoudend water viel er in de frisdrank Bilz Sinalco echter nauwelijks meer iets van alcohol te bespeuren.
Champagne-Pilz
Leo Moulen was niet de enige Nederlandse ondernemer die Bilz Sinalco imiteerde. De in Den Haag woonachtige frisdrankfabrikant en bierbottelaar Wilhelmus Wijsbek (1863-1948) liet in september 1909 een etiket als beeldmerk registreren dat sprekend leek op dat van Bilz Sinalco. Portret en handtekening van Friedrich Bilz waren door Wijsbek schaamteloos vervangen door die van hemzelf; verder was zijn etiket nagenoeg identiek aan dat van Bilz Sinalco. De productaanduiding op het etiket van Wijsbek luidde champagnepilz maar door de manier waarop dit woord gespatieerd was leek Pilz bij oppervlakkige beschouwing verdacht veel op Bilz.[29] Een speurtocht naar Wilhelmus Wijsbek bracht enkele verrassende zaken aan het licht. De man was op zijn zachtst gezegd avontuurlijk aangelegd. Ook dacht hij graag groot en liet hij zich gemakkelijk verleiden tot opschepperij. Van 1894 tot 1901 had Wijsbek in Zuid-Afrika gewoond, waar hij werkzaam was als bouwkundige bij het Departement van Publieke Werken in Pretoria. Tijdens de Tweede Boerenoorlog diende hij in het zogenaamde Hollanderkorps.[30] Terug in Nederland vestigde hij zich met vrouw en kinderen in Heerlen, waar hij een praktijk als zelfstandig architect en aannemer begon. Vermoedelijk heeft Wijsbek in Heerlen of omgeving meermaals een flesje Bilz Sinalco gedronken dat afkomstig was uit de bottelarij van Benno van Houtem. Nadat hij als architect en aannemer op de fles was gegaan trok Wijsbek in 1908 naar Den Haag en besloot daar zelf zijn geluk te beproeven in de frisdrankenindustrie.[31]
Bedrijfsmatig opereerde Wijsbek onder de naam Eerste Nederlandsche Champagne-Pilz Fabriek. In advertenties stelde Wijsbek dit bedrijf veel kapitaalkrachtiger voor dan het in werkelijkheid was. Zo noemde hij het herhaaldelijk een naamloze vennootschap – wat het beslist niet was. Vanaf 1910 opereerde Wijsbek tevens onder de bedrijfsnaam NV Vereenigde Fabrieken van Alcoholvrije Dranken maar ook die vennootschap blijkt nooit officieel te zijn opgericht.[32] Wat verder opvalt zijn de telkens wisselende bedrijfsadressen in Den Haag en Amsterdam.[33] Met zijn champagnepilz en het op Bilz Sinalco gelijkende beeldmerk hoopte Wijsbek de nieuwsgierigheid te wekken van collega-frisdrankfabrikanten. In advertenties omschreef hij zijn merkartikel als een mousserende alcoholvrije drank die het midden hield tussen bier en limonadegazeuse en die oorspronkelijk van buitenlandse komaf was. Ook pochte hij dat het artikel ongekend succesvol en “in meer dan 2000 plaatsen” verkrijgbaar was. Tenslotte liet hij niet na te vermelden dat het artikel zeer winstgevend was: “meer dan 50 gulden per week verdienste gegarandeerd.”[34] Wonderwel slaagde Wijsbek in zijn opzet. Verschillende gerenommeerde frisdrankfabrikanten lieten zich door Wijsbeks mooie praatjes inpalmen en werden ‘vertegenwoordiger’ van de Eerste Nederlandsche Champagne-Pilz Fabriek.[35]
Aan Wijsbeks champagnepilz lag een geur- en smaakstof (essence) ten grondslag dat ontwikkeld was door de Amsterdamse firma H. Büter.[36] Dit bedrijf, handelend onder de naam Stoom-Essencefabriek Old Holland, had veel Nederlandse drankenproducenten als klant.[37] De bereiding van champagnepilz volgens het ‘systeem Wijsbek’ vergde net wat meer vakkennis dan er kwam kijken bij de bereiding van Bilz Sinalco. Frisdrankfabrikanten waren echter gewend te werken met essences dus op dat vlak was er geen probleem. Dat Wijsbek en Büter onder één hoedje speelden staat vast. Hoe hun samenwerking in praktische zin gestalte kreeg is een groter mysterie. In principe waren er twee mogelijkheden. De eerste is dat frisdrankfabrikanten, na met Wijsbek tot overeenstemming te zijn gekomen over het gebruik van diens merk, het benodigde essence en de etiketten geleverd kregen door Wijsbek. De tweede is dat licentiebottelaars hun bestellingen rechtstreeks bij Büter konden plaatsen. Ik heb het sterke vermoeden dat dit laatste het geval was. Bij bestellingen van het champagnepilz-essence zullen de Wijsbek-etiketten door Büter naar rato zijn meegeleverd. Wijsbek moet een licentievergoeding hebben gekregen die gebaseerd was op de verkochte hoeveelheid concentraat, dan wel op het aantal verstrekte etiketten. Hoewel in naam zelfstandig was Wijsbek in feite een veredelde vertegenwoordiger van Büter, werkzaam op commissiebasis. Hoe dan ook heeft het door Büter en Wijsbek opgezette franchisesysteem slechts een beperkt aantal jaren gewerkt. Omdat de naam champagnepilz (dan wel champagnepils) niet merkenrechtelijk kon worden beschermd, kwamen ook concurrenten van Büter met eigen champagnepils-essences op de markt, waardoor Wijsbeks merkartikel snel aan exclusiviteit inboette.[38] In november 1915 werden Wijsbek en zijn Eerste Nederlandsche Champagne-Pilz Fabriek failliet verklaard.[39] Na dit tweede faillissement besloot Wijsbek terug te keren naar Heerlen, waar hij zijn oude stiel als architect opnam, ditmaal met aanmerkelijk meer succes.
Eerste Wereldoorlog
Genoeg nu over de Nederlandse bedrijven die hebben meegelift op het succes van Bilz Sinalco en terug naar Duitsland. Daar had Sinalco AG, zoals Franz Hartmanns bedrijf sinds 1 december 1907 heette, het flink met Friedrich Bilz aan de stok gekregen over de vergoeding verschuldigd voor het gebruik van naam, handtekening en portret van de natuurgenezer.[40] De uitkomst van dit conflict was dat Sinalco AG in 1910 besloot om alle elementen die naar de natuurgenezer verwezen van de etiketten te bannen. Dat was natuurlijk een grote gok maar het bedrijf was ervan overtuigd dat de merknaam Sinalco ook op zichzelf voldoende kracht en uitstraling bezat. Bilz Sinalco werd dus Sinalco. Het portret van Friedrich Bilz op de etiketten werd ofwel vervangen door dat van een fantasieheerschap, ofwel door de afbeelding van een sterk bruisend en schuimend kelkglas.[41] De Sinalco-etiketten met het fantasieportret zijn slechts op een aantal exportmarkten en gedurende een beperkt aantal jaren gebruikt. Na verloop van tijd werden overal de etiketten met het kelkglas courant.
In april 1911 en wederom in februari 1914 liet Sinalco AG via advertenties weten dat het kapitaalkrachtige licentiebottelaars zocht voor Amsterdam en Rotterdam en eventueel zelfs één voor “ganz Holland”.[42] Klaarblijkelijk was de frisdrank Sinalco dus nog steeds niet tot het westen van Nederland doorgedrongen en waren in deze jaren alleen in Limburg en Oost-Nederland enkele kleine, onbeduidende Sinalco-bottelaars actief. De Eerste Wereldoorlog betekende dat de plannen voor een verdere opmars in Nederland in de ijskast moesten worden gezet. Het bedrijf in Detmold moest alle zeilen bijzetten om de bestaande afnemers in Duitsland en Oostenrijk-Hongarije te blijven bevoorraden en ook de soldaten aan het front van frisdrank te voorzien. Omdat Italië in 1915 de zijde van de Entente koos, werd de export van citrusvruchten naar Duitsland gestaakt. Zeeblokkades maakten de aanvoer van citrusvruchten en citroenzuur uit andere landen rondom de Middellandse Zee nagenoeg onmogelijk. Zodoende moest Sinalco AG voor de bereiding van het concentraat op zoek naar substituut-ingrediënten. De natuurlijke citrusvruchtenaroma’s werden vervangen door wijnsteenzuur en melkzuur.[43]
Om de lucratieve export van concentraat naar Chili en andere Zuid-Amerikaanse landen te continueren dienden eveneens noodgrepen te worden toegepast. Duitse koopvaardijschepen die zich in internationale wateren begaven liepen namelijk een groot risico te worden beschoten of getorpedeerd. Zodoende werd besloten voor de export naar Zuid-Amerika gebruik te maken van neutrale Nederlandse tussenpersonen en rederijen. Cornelis Franciscus van Dijl, die goede diensten had bewezen als Nederlandse importeur van het Bilz Limetta concentraat voor limonadesiroop, werd aangezocht op te treden als handelsagent belast met de doorvoer van het Sinalco-concentraat naar Zuid-Amerika.[44] Het halffabrikaat dat door Van Dijl naar Zuid-Amerika werd verscheept was sterker geconcentreerd dan de oorspronkelijke Sinalco Seele en had een alcoholgehalte van maar liefst 27%, waardoor het voor de Nederlandse in- en uitvoerstatistiek in de categorie gedistilleerde dranken viel.[45] In de loop van 1917 kwam er aan de doorvoer van het concentraat een tamelijk abrupt einde, toen Nederlandse rederijen de koopvaardij op Zuid-Amerika staakten vanwege de door Duitsland afgekondigde onbeperkte duikbotenoorlog.
Het gevolg hiervan was dat Van Dijl met een onverscheepte voorraad concentraat bleef zitten. Om van deze voorraad af te komen en van de nood een deugd te maken, werd in 1918 een Nederlandse maatschappij opgericht genaamd NV Im- & Export Eduto. Dit bedrijf ging gericht op zoek naar binnenlandse afnemers voor het Sinalco-concentraat.[46] Daarin slaagde het glansrijk want ik heb tenminste zestien namen van frisdrankfabrikanten getraceerd die in de periode juni t/m oktober 1918 licentiebottelaar van Sinalco werden. De opvallendste daaronder is die van de NV Maatschappij tot Exploitatie van G. Houweling’s Mineraalwaterfabrieken. Voor Amsterdam, Rotterdam en Den Haag wist Houweling het alleenrecht te verkrijgen op de productie en verkoop van Sinalco.[47] Daarmee stortte Houweling zich dus al in een franchise-avontuur tien jaar voordat het in zee zou gaan met Coca-Cola! Behalve met Houweling wist Eduto ook tot afspraken te komen met frisdrankfabrikanten in Alkmaar, Appingedam, Arnhem, Delft, Delfzijl, Enschede, Groningen, Nijmegen, Schagen, Tilburg, Uithuizen, Winschoten, IJmuiden, Zierikzee en Zutphen.[48] Tot een landelijk dekkend distributienetwerk kwam het niet want er bleven blinde vlekken in bijvoorbeeld Utrecht, Friesland en delen van Oost- en Zuid-Nederland. Maar veel scheelde het niet en ook had geen enkel ander frisdrankmerk eerder zo’n grote verspreiding in Nederland gekend. Eerlijkheidshalve dient wel te worden opgemerkt dat het niet zozeer de merknaam Sinalco was die frisdrankfabrikanten over de streep trok als wel de heersende schaarste aan citroenzuur. Voor de bereiding van limonadegazeuse was citroenzuur een essentieel ingrediënt. De prijs van citroenzuur was echter in de loop van 1918 tot fabelachtige hoogte gestegen.[49] Sinalco bood uitkomst want voor de bereiding van deze frisdrank was geen citroenzuur nodig. Dat het Sinalco-concentraat geen citroenzuur maar wijnsteenzuur of melkzuur bevatte zullen maar weinig Nederlandse frisdrankfabrikanten hebben beseft. Hoofdzaak was dat zij met Sinalco voordeliger uit waren dan met limonadegazeuses waarvoor citroenzuur moest worden gekocht.
Niet bekend is of Eduto dwingend heeft voorgeschreven in wat voor soort flessen en inhoudsmaten Sinalco gebotteld diende te worden. Vrijwel zeker is dat echter onder de heersende oorlogsomstandigheden niet het geval geweest. Houweling en de andere Nederlandse Sinalco-bottelaars moeten allemaal hun eigen flessen hebben gebruikt en daarop de door Eduto verstrekte Sinalco-etiketten hebben geplakt. Aan het feit dat in verschillende Nederlandse Sinalco-advertenties uit 1918 een beugelfles wordt afgebeeld mag geen speciale betekenis worden toegekend. Het betrof namelijk een door Sinalco AG aangeleverde afbeelding die de emballagesituatie in Duitsland weerspiegelde, waar de meeste Sinalco-bottelaars inderdaad beugelflessen gebruikten. Vermoedelijk hebben de meeste Nederlandse Sinalco-bottelaars gebruik gemaakt van kogelflesjes.
Demasqué van een dekmanteloperatie
Eduto heeft ook na de Eerste Wereldoorlog nog enkele jaren bestaan.[50] Het in 1918 uit de grond gestampte netwerk van licentiebottelaars raakte echter spoedig in verval. Dat had niet alleen te maken met het feit dat de prijzen van citroenzuur al in 1919 weer begonnen te dalen en van schaarste op dit gebied al spoedig geen sprake meer was. Veel belangrijker was dat de meeste licentiebottelaars zich door Eduto flink bij de neus genomen voelden. Bij hun toetreding hadden ze verondersteld dat Eduto een onafhankelijk en zelfstandig opererend bedrijf was dat rechtstreeks zaken deed met Sinalco AG. In 1919 kwam echter aan het licht dat Eduto een dekmanteloperatie was, opgezet en aangestuurd door Houweling’s directeur Gerardus Eduard Wilhelmus Houweling (1876-1943).[51] Natuurlijk is het gissen naar diens motieven maar het heeft er alle schijn van dat Eduard Houweling, gebruik makend van de bijzondere omstandigheden, een landelijk frisdrankmerk heeft willen creëren gestut en gedragen door een netwerk van licentiebottelaars. Toen echter uitlekte dat Houweling ook directeur en mede-eigenaar was van Eduto, de exclusieve importeur en verdeler van het Sinalco-concentraat, vroegen de andere Nederlandse Sinalco-bottelaars zich terecht af of de prijs die zij voor het concentraat moesten betalen wel dezelfde was als die door Eduto aan Houweling’s Mineraalwaterfabrieken in rekening werd gebracht.[52] Dit vermoeden van bevoordeling wisten Houweling en Eduto niet weg te nemen en zodoende begon het opzeggingen te regenen. De één na de andere frisdrankfabrikant meldde zich af als licentiebottelaar. In 1921 trok Houweling de stekker uit het Eduto-project, waarmee ook een voorlopig eind kwam aan Sinalco’s aanwezigheid in Nederland.
Na het demasqué van Eduto is er jarenlang geen druppel Sinalco meer in Nederland geproduceerd. Dat had niet alleen te maken met de kwade naam die Houweling het merk had bezorgd maar ook met de wat ingedutte organisatie van Sinalco AG in de jaren twintig.[53] In 1930 greep aandeelhouder Dortmunder Hansa-Brauerei AG de macht binnen Sinalco, waardoor het concentraatbedrijf in Detmold een volle dochter werd van deze brouwerij. Die machtsgreep was een reactie op de komst van Coca-Cola, dat in 1929 in Essen een eigen productie- en verkoopmaatschappij was begonnen. De verwachting was dat het Amerikaanse bedrijf zijn vleugels spoedig ook naar andere delen van Duitsland zou uitslaan. Vrezende dat Sinalco in het gevecht met Coca-Cola het onderspit zou delven, achtte Hansa-Brauerei een aanscherping van Sinalco’s merkidentiteit hoognodig. Dat betekende dat intensiever reclame en promotie voor Sinalco moest worden gemaakt, dat het merkbeeld van Sinalco diende te worden gemoderniseerd en dat ook het vigerende franchisebeleid op de schop moest worden genomen. Dat laatste hield onder meer in dat licentiebottelaars moesten worden verplicht tot het gebruik van een eenduidig model/soort fles en dat de binnenlandse markt moest worden herverkaveld in welomschreven rayons. Uiteraard viel te voorzien dat de licentebottelaars zich daar niet zomaar bij zouden neerleggen. Aan veel van die voorgenomen vernieuwingen is Hansa-Brauerei voor de Tweede Wereldoorlog niet meer toegekomen. Het bleef bij aanzetten en halfhartige pogingen.
In Nederland ondernam de Rotterdamse frisdrankfabrikant Reinardus Daniël van Zwieten (1898-1956) in 1933 een poging om Sinalco opnieuw tot leven te wekken. Het organisatiemodel dat Van Zwieten daarbij voor ogen stond week echter niet wezenlijk af van dat van Houweling. Ook Van Zwieten maakte de fout zichzelf de spilfunctie toe te kennen van alleenimporteur en verdeler van het concentraat. Zijn plannen stierven dan ook in schoonheid. In een volgend artikel meer over Rein van Zwieten, want bij deze ene poging tot het creëren van een landelijk merkartikel liet hij het niet. Voor Sinalco lagen de meest gelukkig jaren in Nederland nog in het verschiet. Pas ver na de Tweede Wereldoorlog sloegen vijf Limburgse brouwerijen en de NV Hengelosche Bierbrouwerij de handen ineen om een gezamenlijke productie- en verkooporganisatie voor Sinalco op te zetten. Gedurende een flink aantal jaren – van 1963 tot 1985 – wisten deze licentiebottelaars Sinalco redelijk wat afzet te bezorgen in de grensregio’s met Duitsland. Inmiddels zijn we bijna vier decennia verder en roept de naam Sinalco ook in Oost- en Zuid-Nederland weinig herkenning meer op.
© Peter Zwaal, 2022, 2024
Een ongeannoteerde versie van dit artikel is verschenen in het glashistorisch tijdschrift De Oude Flesch 45 (2024) 1 (maart) [#175] p.27-36.
Summary
It has always been assumed that Coca-Cola was the first franchised soft drink in the Netherlands and that the Houweling soft drink production company (Amsterdam) was the first to embrace the franchise system (1928-1929). That assumption, however, is incorrect. The German soft drink franchise Sinalco was well ahead of Coca-Cola. The Sinalco concentrate was developed in 1901 by Franz Hartmann from Detmold and initially sold under the brand name Bilz Limetta. It was already available in the Netherlands in 1902. Sole importer was C.F. van Dijl (Dordrecht). In Germany as well as in the Netherlands the Bilz Limetta concentrate was mainly used for making lemon syrup (lemonade). From 1904 onwards, however, the concentrate found much wider use in the preparation of a soft drink named Bilz Brause. In several Dutch towns bordering Germany, local soft drink manufacturers like A.H. Verkoeijen (Venlo), J.Th. Blans (Arnhem) and G.D. Hellewaard (Nijmegen) started buying the concentrate directly from Detmold, thus becoming licensed bottlers of Bilz Brause. In 1907 the brand was renamed Bilz Sinalco by order of Franz Hartmann. For financial reasons (and possibly reasons of reputational risk as well) the name Bilz, referring to the German naturopath Friedrich Bilz, was deleted from the brand name in 1910. What stands out is that concentrate producer Sinalco AG (Detmold) failed to secure soft drink franchises in Amsterdam, Rotterdam and other cities in the western and central parts of the Netherlands. During the First World War, Sinalco AG again used the services of the trading company of C.F. van Dijl, this time for the transit of its concentrate to Chile and other very lucrative overseas markets. In 1917 this transit trade under neutral Dutch flag came to an end, following Germany’s resumption of unrestricted submarine warfare. To compensate for the loss of its overseas franchises, Sinalco AG pushed for a sales and distribution company to be set up in the Netherlands that should recruit more Dutch franchises. Though formally an independent company, Eduto NV (1918) was managed and partly owned by G.E.W. Houweling. In 1918 Eduto succeeded in establishing at least fifteen Sinalco franchises in the Netherlands, in addition to the franchises for Amsterdam, Rotterdam and The Hague that were claimed by the Houweling soft drink company. The strong sudden interest in Sinalco arose from the fact that the concentrate did not require additional citric acid, an ingredient that was hardly available at that time in the Netherlands. After the war, the Dutch Sinalco franchise network imploded almost as fast as it had formed. Sinalco bottlers had little faith in Eduto’s managing director G.E.W. Houweling and suspected him of favoring the Houweling company. In 1933 another failed attempt was made to set up a Dutch network of Sinalco franchises, this time initiated by the Rotterdam soft drink manufacturer R.D. van Zwieten. He made the same mistake as Houweling by claiming for himself the pivotal role of sole importer and distributor of the Sinalco concentrate.
Noten
[1] Peter Zwaal, Houweling en Coca-Cola. In: De Oude Flesch : glashistorisch tijdschrift 42 (2021) 4 (december) [# 167] p.23-32
[2] Ernst-August Elbrächter, Innovationen und ihre Vermarktung : zur Geschichte der Sinalco von 1902 bis 1997 : eine Dokumentation. In: Lippische Mitteilungen aus Geschichte und Landeskunde 70 (2001) p.321-365.
[3] Algemeen Handelsblad, 13 augustus 1902; De Avondpost, 13 augustus 1902.
[4] F.E. Bilz, De nieuwe natuurheelkunde : leerboek en vraagbaak der natuurlijke geneeswijze en gezondheidsleer (Leipzig : Bilz, 1905). Maandblad uitgegeven door de Vereeniging tegen de Kwakzalverij 21 (1901) 5 (mei) p.2, 21 (1901) 9 (september) p.1 en 25 (1905) 5 (mei) p.2.
[5] Het Nieuws van den Dag, 28 maart 1903; Nieuwe Amersfoortsche Courant, 30 mei 1903; Vlissingsche Courant, 30 mei 1903. Overigens was Bilz Limetta voor Van Dijl een wat vreemde eend in de bijt want hij legde zich vooral toe op de import van cosmetische en pharmaceutische artikelen. De kurk waar het bedrijf jarenlang op dreef was het importeurschap van Schwarzkopf-shampoo. Na de Tweede Wereldoorlog zette de NV v/h C.F. van Dijl en Zoon in Dordrecht een eigen fabriek op voor de licentieproductie van deze shampoo.
[6] Zutphense Courant, 1 juni 1903; Nieuwsblad van het Noorden, 6 mei 1906; De bal-koningin (Sittard : Claessens, 1912) p.9.
[7] Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant, 13 mei 1903; Venloosche Courant, 31 mei 1903; De Zuid-Willemsvaart, 3 juni 1903; Vlissingsche Courant, 9 juli 1906.
[8] Peter Zwaal, Frisdranken in/uit de kunst (Rotterdam : Vereniging Nederlandse Frisdranken Industrie, 2006) p.121-123.
[9] De Avondpost, 12 juni 1903; Het Vaderland, 19 juli 1904; De Nederlander, 4 augustus 1904.
[10] Deze Nederlandse producent van vruchtenaroma’s was de NV Stoom-Essencefabriek v/h Kroon & Co. te Nieuwendam, opgericht in 1902 door Jan Kroon (1860-1903). Het bedrijf werd in 1909 overgenomen door firma H. Büter handelend onder de naam Stoom-Essencefabriek Old Holland (Amsterdam). Nederlandsche Staatscourant, 1 maart 1906; Algemeen Handelsblad, 4 april 1909.
[11] Elbrächter, Innovationen und ihre Vermarktung, p.334.
[12] Het woordmerk Sinalco werd door Franz Hartmann in december 1905 bij het Kaiserliche Patentambt in Berlijn gedeponeerd. Elbrächter, Innovationen und ihre Vermarktung, p.335.
[13] Zwaal, Frisdranken in/uit de kunst, p.136-139.
[14] Voor het begrip merkeigenaar en franchisegever wordt in Duitsland veelal de term Stammhaus gebezigd.
[15] Verkoeijen handelde tevens in steenkool, wat destijds bepaald niet ongebruikelijk was voor kleine frisdrankfabrikanten en bierbottelaars. In de koude wintermaanden, als er veel minder vraag naar bier en frisdrank was, konden zodoende de verdiensten op peil worden gehouden. Venloosch Nieuwsblad, 14 mei, 18 juni en 16 oktober 1904.
[16] De Geldersche Stoomkoffiebranderij (1899-1915) exploiteerde verschillende winkelmagazijnen in Arnhem en Apeldoorn alwaar Bilz Brause te koop was. Apeldoornsche Courant, 20 mei 1905.
[17] Hellewaard was van oorsprong wagenmaker maar ging zich in 1903 toeleggen op de fabricage van frisdranken en het bottelen van bier. Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant, 16 augustus 1903 en 27 oktober 1904; De Gelderlander, 4 en 18 juni 1905.
[18] In de zomer van 1905 zei Verkoeijen de dranken- en steenkolenhandel vaarwel en begon een bakkerij. Dat bleek geen succes want hij ging nog datzelfde jaar failliet. Bij de executieverkoop ging niet alleen de bakkerij-inventaris maar ook de bottelarij-inventaris onder de hamer. Venloosche Courant, 15 juli en 19 november 1905.
[19] Algemeen Handelsblad, 12 mei 1906 en 15 augustus 1906.
[20] Het Vaderland, 16 december 1906; De Telegraaf, 18 december 1906.
[21] De eerste registratie betrof een beeldmerk (etiket) met de merknaam Bilz Brause. In december 1908 volgde de registratie van het woordmerk Sinalco. Later werden ook nog de woordmerken Seele, Bilz en Pilz gedeponeerd. Seele was de benaming die Hartmann gebruikte voor het vloeibare concentraat, dat hij beschouwde als de ziel van het eindproduct. Het woordmerk Pilz werd gedeponeerd omdat gevreesd werd voor imitatiefrisdranken onder deze op Bilz gelijkende naam. In 1910 en 1911 werden tenslotte nog drie Sinalco-etiketten als beeldmerk gedeponeerd. Nederlandsche Staatscourant, 2 september 1907, 1 september 1908, 1 januari 1909, 1 februari 1909, 2 augustus 1909, 1 augustus 1910 en 1 augustus 1911.
[22] Limburgse Koerier, 21 en 28 augustus 1909.
[23] M. Koonen & K. Cransveld, Brouwerij Lintzen Mechelen. In: Heemkundevereniging Mechelen 2 (2009) 2 p.4-35. De brouwerij van Johan Hubert (Jan/Sjang) Lintzen (1864-1939) stond ook bekend onder de naam De Beek. Volledige lijst der bierbrouwerijen van Nederland (Eindhoven : Nederlandsche Brouwers Bond, 1919) p.3.
[24] Deze Duitse frisdrankfabriek te Euchen behoorde toe aan de Nederlander Laurens Stefanus Coonen (1875-1949). Interview met de heer J.A.H. Moulen, Voerendaal, 20 juli 1998.
[25] Overigens was de vader van Leo Moulen alcoholverslaafd. Dat zijn zoon in 1907 frisdrankfabrikant werd en in 1909 een product begon te verkopen dat Sinalco heette, kan dus ook uitgelegd worden als een daad van verzet. In 1922 zou Leo Moulen nogmaals met een bekende merknaam aan de haal gaan, toen hij de limonadegazeuse Noca-Nola introduceerde. Zwaal, Frisdranken in/uit de kunst, p.135; Jean Dohmen, De laatste Noca-Nola. In: FEM Business 12 (2009) 28 (11 juli); Paul van der Steen, Noca-Nola hield Coca-Cola jarenlang weg uit Zuid-Limburg. In: NRC Handelsblad, 12 juni 2021.
[26] Nederlandsche Staatscourant, 17 november 1906; Limburger Koerier, 27 december 1915.
[27] Nederlandsche Staatscourant, 10 september 1909 en 18 februari 1910; J.H.A.M. van Bosveld Heinsius (samenst.), Tarief van rechten op den invoer [etc.] (Rotterdam : Nijgh & Van Ditmar, 1908).
[28] Elbrächter, Innovationen und ihre Vermarktung, p.338.
[29] Nederlandsche Staatscourant, 1 september 1910.
[30] WIJSBEK, Wilhelmus (artefacts.co.za)
[31] Limburger Koerier, 31 januari 1906, 2 oktober 1906 en 15 oktober 1908.
[32] Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant, 24 november 1910; Middelburgsche Courant, 21 februari 1911; De Courant, 6 mei 1911; Het Nieuws van den Dag, 17 juni 1912.
[33] In advertenties worden de volgende adressen genoemd: Schenkweg 300 te Den Haag (Land en Volk, 29 augustus 1908), 3e Weteringdwarsstraat 8-10 te Amsterdam (De Courant, 5 mei 1909), Kepplerstraat 270-280 te Den Haag (Haagsche Courant, 19 augustus 1909), Zuid-West Buitensingel 115 te Den Haag (Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant, 24 november 1910) en Fagelstraat 83 te Amsterdam (Het Nieuws van den Dag, 17 juni 1912). Van oktober 1911 tot februari 1917 was Wijsbek officieel woonachtig in Amsterdam. In een jaarboekje uit december 1913 wordt Wijsbek genoemd als lid van de Amsterdamsche Vereeniging van Mineraalwaterfabrikanten. B. de Vries (samenst.), Jaarboekje ten dienste van mineraalwaterfabrikanten en bierhandelaren (Den Haag : Algemeene Nederlandsche Bond van Mineraalwaterfabrikanten en Bierhandelaren, 1913) p.41.
[34] Land en Volk, 29 augustus 1908; De Courant, 5 mei 1909; Nieuwe Winterswijksche Courant, 2 juni 1909; De Grondwet, 6 juni 1909.[35] Drankenfabrikanten die met de Eerste Nederlandsche Champagne-Pilz Fabriek van Wijsbek een licentiecontract sloten waren onder andere J.D. Dieker (Amsterdam), A.J. Oost Indië (Amsterdam), L. Looijen h.o.d.n. Eerste Arnhemsche Electrische limonade- en Likeurfabriek (Arnhem), A.Th. van der Loos h.o.d.n. Mineraalwaterfabriek en Bierbottelarij De Oranjeboom (Haarlem), J.F. Baans (Middelburg), W.F. Willems (Middelburg) en Ant. Arnold (Roosendaal). Johann Diederich Dieker (1862-1935), A.Th. van der Loos en Lodewijk Looijen (1869-1926) waren bestuurlijk actief binnen de Algemeene Nederlandsche Bond van Mineraalwaterfabrikanten en Bierhandelaren. Nieuwe Haarlemsche Courant, 20 maart 1909; Nieuwe Vlaardingsche Courant, 31 juli 1909; Opregte Steenwijker Courant, 14 mei 1910; Middelburgsche Courant, 30 mei 1910; De Grondwet, 31 juli 1910; Middelburgsche Courant, 22 februari 1911; De Courant, 6 mei 1911.
[36] Dat Büter en Wijsbek zeer nauw samenwerkten blijkt onder andere uit het feit dat de figuratieve beeldelementen in de advertenties van Wijsbek identiek waren aan die in de advertenties van Büter.
[37] Ter herinnering zij hier nog opgemerkt dat Büter sinds april 1909 ook eigenaar was van de geregistreerde merknaam Limetta! Zie noot 10.
[38] Vooral vermeldenswaard in dit verband is het champagnepils-essence van de Amsterdamse essencefabriek Gruno van Salomon Abraham Wijzenbeek (1890-1968). Dit essence droeg de naam Prof. Pasteur. Frisdrankfabrikanten die het artikel kochten kregen bijpassende etiketten geleverd met daarop een afbeelding van de beroemde scheikundige. Vorm en opmaak van dit etiket vertoonden grote overeenkomst met het Wijsbek- en dus ook met het Bilz Sinalco-etiket. J.P.A. te Boekhorst (samenst.), Jaarboekje voor 1920 (Amsterdam : Algemeene Nederlandsche Bond van Mineraalwater-, Limonadesiroopfabrikanten en Bierhandelaren, 1919) p.4.
[39] Het Vaderland, 13 november 1915; Algemeen Handelsblad, 12 september 1916.
[40] Vanwege zijn gezondheidstoestand trok Hartmann zich eind 1907 uit de leiding van het bedrijf terug om te gaan rentenieren. Door een provisieregeling konden hij en zijn vrouw nog tot 1957 aanspraak doen laten gelden op bepaalde vergoedingen. Elbrächter, Innovationen und ihre Vermarktung, p.337.
[41] Alleen op de Zuid-Amerikaanse afzetmarkt bleven de naam en het portret van Bilz verbonden aan het concentraat en de daarop gebaseerde frisdrank. Elbrächter, Innovationen und ihre Vermarktung, p.335.
[42] Nieuwe Rotterdamsche Courant, 9 april 1911; Algemeen Handelsblad, 4 februari 1914; Nieuwe Rotterdamsche Courant, 5 februari 1914.
[43] Hans-Joachim Keil, “Mit Sinalco, uns der Sieg / wie im Frieden, so im Krieg” : die Einflüsse der politischen, ökonomischen und gesellschaftlichen Brüche des Ersten Weltkrieges auf die Sinalco AG in Detmold. In: Lippische Mitteilungen aus Geschichte und Landeskunde 82 (2013) p.69-115.
[44] In telefoonboeken staat Van Dijl vermeld als agent van “Sinalco Werke”. Naamlijst voor den telefoondienst : uitgaaf juli 1913 (’s-Gravenhage : Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie, 1913) p.208; ibid., uitgaaf januari 1915, p.226; ibid., uitgaaf januari 1917, p.263.
[45] Nederlandsche Staatscourant, 1 augustus 1912.
[46] Eduto hield kantoor op het adres Reguliersgracht 27. Algemeen Handelsblad, 4 juni 1918; Nieuwe Rotterdamsche Courant, 4 juni 1918; De Telegraaf, 5 juni 1918.
[47] De Maasbode, 5 juni 1918; Nieuwe Rotterdamsche Courant, 6 juni 1918; Haagsche Courant, 22 juli 1918.
[48] Het betrof de firma’s J. Otter (Alkmaar), Wed. M.H. Polman (Appingedam), G. Sonneveld h.o.d.n. Arnhemsche Wijnhandel De Opgaande Zon en Likeurstokerij Het Klaverblad (Arnhem), P. Kipp (Delft), H. Nagelsmith & Co. (Delfzijl), H. Vrijkorte (Enschede), P. Vos (Groningen), J. Cornelissen h.o.d.n. Depot Phoenix Brouwerij (Nijmegen), Schagen, Visser & De Nijs (Schagen), J.B. Devenijns (Tilburg), W.F. Alma (Uithuizen), R. Immenga (Winschoten), H.C. & A.P. Bakker (IJmuiden), Van der Kloot & Vlinkervleugel h.o.d.n. Mineraalwaterfabriek Leviticus (Zierikzee) en J. ter Schegget (Zutphen). Alkmaarsche Courant, 31 augustus 1918; Delftsche Courant, 27 augustus 1918; De Gelderlander, 16 augustus 1918; Nieuwsblad van het Noorden, 7 en 21 augustus 1918; Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant, 31 juli 1918; Schager Courant, 21 augustus 1918; Tilburgsche Courant, 4 september 1918; Twentsch Dagblad Tubantia en Enschedesche Courant, 16 september 1918; IJmuider Courant, 21 augustus 1918; Zierikzeesche Nieuwsbode, 28 oktober 1918; Zutphense Courant, 9 september 1918.
[49] Een kilo citroenzuur kostte in 1918 70 à 80 gulden. J.P.A. te Boekhorst (samenst.), Jaarboekje voor 1920 (Amsterdam : Algemeene Nederlandsche Bond van Mineraalwater-, Limonadesiroopfabrikanten en Bierhandelaren, 1919) p.6-9.
[50] Volgens het telefoonboek van 1920 was Eduto gevestigd op het adres Utrechtsestraat 122 en volgens dat van 1921 op het adres Keizersgracht 667 te Amsterdam. Naamlijst voor den telefoondienst : uitgaaf januari 1920 (’s-Gravenhage : Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie, 1920) p.102; ibid., uitgaaf januari 1921, p.115.
[51] Nationaal Archief, dossiers naamloze vennootschappen (toegangsnr. 2.09.46), Im- & Exportmaatschappij Eduto (inventarisnr. 20680).
[52] Eduard Houweling bezat een kwart van de aandelen van Eduto. De drie overige aandeelhouders waren Thomas Martinus Blans (1866-1942) uit Bloemendaal en diens neven Nicolaas Johannes Maria Blans (1887-1955) en Joseph Maria Blans (1888-1958) uit Zaandam. De familie Blans bezat een stoomrijstpellerij te Zaandam genaamd N.V. Gebr. Blans. Dit bedrijf werd echter in 1918 geliquideerd omdat de aanvoer van rijst uit Nederlands-Indië haperde en twee vennoten recentelijk waren overleden. De investering in Eduto (Sinalco) kwam niet helemaal uit de lucht vallen. Johannes Thomas Blans, een oudere broer van Thomas Martinus Blans, had vanaf 1904 in Arnhem al enige ervaring met Bilz Brause opgedaan. Voorts was Thomas Martinus Blans gehuwd met Helena Bernarda Christina Philomena van Basten Batenburg (1872-1949), wier oudste broer sinds 1886 in het Limburgse Tegelen een mineraalwaterbron exploiteerde genaamd De Snelle Sprong.
[53] Elbrächter, Innovationen und ihre Vermarktung, p.339-340.