Salomon van Dijk, een reukwaterfabrikant, koopman en distillateur uit oud Amsterdam

Een paar maanden geleden werd op de website Markplaats een bijzonder Amsterdams likeurkruikje te koop aangeboden. Het kruikje is een geschenkverpakking van 18,5 cm hoog, dateert vermoedelijk uit 1902, en is vervaardigd door Plateelbakkerij Holland (Utrecht) van Jan Willem Mijnlieff (1862-1940). Op het bolvormige lichaam van het kruikje zijn drie cartouches aangebracht/geschilderd: één met de tekst “liqueurs fines de la Hollande”, één met een afbeelding van drie hoog geheven klinkende borrelglaasjes, en één met de tekst “S. van Dijk Az. / distillateurs / Amsterdam”. Het te koop aangeboden exemplaar was beschadigd aan de voet en ook het stopje ontbrak. Dat weerhield plateel- en art nouveau verzamelaars er echter niet van om flink te bieden. Ik heb niet meegeboden omdat ik slechts een verzamelaar van kennis ben. Van distillateur S. van Dijk Azn. had ik nog nooit gehoord. Geprikkeld door nieuwsgierigheid besloot ik ‘s mans doopceel eens te lichten.

Jeugd in Tiel en Amsterdam

Salomon Abraham van Dijk was de tweede zoon uit het tweede huwelijk van de welgestelde textielkoopman Abraham van Dijk (1796-1873). Salomons moeder was maar liefst 35 jaar jonger dan haar echtgenoot. Deze Hester Bendien (1831-1904) was afkomstig uit een Almelo’s geslacht van textielkooplieden en -fabrikanten. Salomon werd net als zijn oudere broer Levie en jongere zusters Rosa en Rika geboren in Tiel, waar hij op 25 juli 1869 het levenslicht aanschouwde. Het eerste huwelijk van Abraham van Dijk was kinderloos gebleven. Dat de joodse textielkoopman uit Tiel na zijn zeventigste nog viermaal vader mocht worden, doet vermoeden dat Salomon en zijn broer en zusters de vreugde van hun vaders oude dag zijn geweest. In mei 1884, ruim tien jaar na het overlijden van haar echtgenoot, verhuisde Hester Bendien met haar kinderen naar Amsterdam. Ze betrokken eerst een woning in de Spinozastraat, woonden vervolgens aan de Binnen Amstel, verhuisden daarna naar de Oudezijds Achterburgwal om tenslotte in mei 1891 neer te strijken in de Hemonystraat. Als 14- en 15-jarige woonde Salomon anderhalf jaar lang ten huize van zijn oom David Kalker en tante Johanna Bendien in Amsterdam. De reden daarvan zou van praktische aard kunnen zijn geweest maar het is ook denkbaar dat Salomon in de leer was op het kantoor van het loodgieters- en koperslagersbedrijf van zijn oom, dat gevestigd was op de Amstelstraat. Toen Salomon op 20-jarige leeftijd werd ingeloot voor de nationale militie werd bij de lichamelijke keuring een wervelgewrichtsontsteking vastgesteld, op grond waarvan hij werd vrijgesteld van militaire dienst. Waarschijnlijk had Salomon een kromme ruggegraat of andere afwijking aan de wervelkolom. Uit de aantekeningen in het militieregister valt verder op te maken dat hij zwart haar en zwarte ogen had en 1 meter 67 lang was.

Reukwaterfabrikant

Dr. Johann Georg MezgerDe Grondwet (Roosendaal), 20 mei 1888Die vrijstelling voor militaire dienst zal Salomon niet slecht zijn uitgekomen want eerder dat jaar was hij in Amsterdam een parfumeriefabriek begonnen in de Korte Spinhuissteeg 1. Die fabriek stond officieel te boek als firma S. van Dijk Azn. maar opereerde onder de naam La Couronne (oftewel De Kroon). Het bedrijf legde zich toe op het maken van betaalbare reukwaters. Het eerste product waarvoor Salomon adverteerde was een eau de cologne onder de merknaam Dr. Joh. G. Mezger. Geen klinkende merknaam in hedendaagse oren, maar voor mensen uit het laatste kwart van de negentiende eeuw lag dat wel even anders. Johann Georg Mezger (1838-1909) was namelijk een beroemde Amsterdamse arts die zich gespecialiseerd had in de behandeling van gewrichtsaandoeningen. Zijn behandelingen bestonden voornamelijk uit kloppingen, wrijvingen en massages. Tegenwoordig zou hij een fysiotherapeut worden genoemd. Tot Mezgers cliëntèle behoorden vele gekroonde hoofden, wat hem de bijnaam “vorstenwrijver” opleverde. Ook veel adellijke lieden, bankiers en industriëlen wisten de weg naar Mezgers praktijk in het Amstel Hotel te vinden. Vermoedelijk stond ook Salomon van Dijk voor zijn rugklachten onder behandeling bij Mezger. Misschien is het uit dankbaarheid geweest dat Salomon een reukwater vernoemde naar de beroemde geneesheer maar vermoedelijk heeft winstbejag een grotere rol gespeeld. Of Mezger verguld geweest is met het commerciële gebruik van zijn naam is helaas niet bekend. In 1888, het jaar dat Salomon van Dijk zijn reukwater lanceerde, was Mezgers Amsterdamse praktijk al enkele jaren gesloten. Daarna had de beroemde geneesheer in Den Haag, Wiesbaden en Parijs  gepraktiseerd. Dat Mezger het parfum van Salomon hoogstpersoonlijk had goedgekeurd en aanbevolen, zoals in advertenties werd beweerd, is vermoedelijk lariekoek. Vermeldenswaard is nog dat Salomon regelmatig vakantie hield aan zee, in onder andere Scheveningen en Oostende. Waarschijnlijk gebeurde dat op advies van Mezger, die veel van zijn patiënten rustkuren aan zee voorschreef en die zelf elke zomer in de Zeeuwse badplaats Domburg verbleef.

7411          

Algemeen Handelsblad, 29 mei 1890Een ander reukwatertje uit de fabriek van Salomon droeg de exotische naam Poraz-u-Modaj en werd aangeprezen als het lievelingsparfum van de Sjah van Perzië. Een etiket van dit parfum werd in 1889 door Salomon als beeldmerk geregistreerd, wat destijds nog geschiedde door het te deponeren bij de arrondissementsrechtbank. Het jaar daarop, om precies te zijn op 23 mei 1890, was Salomon zo brutaal om een beeldmerk te laten registreren dat als twee druppels water op het etiket leek van het wereldberoemde Keulse reukwater 4711, zij het dat het getal 4711 veranderd was in 7411. Dat Salomon hier straffeloos mee weg kwam, was omdat er nog geen internationaal verdrag bestond dat dergelijke bedrieglijke merkinbreuk tegenging. De enige manier waarop de Eau de Cologne & Parfümerie-Fabrik Glockengasse No. 4711 (Keulen) haar merk kon beschermen, was om dit ook in Nederland officieel te laten registreren. Dat gebeurde op 5 september 1890, dus ruim drie maanden na Salomons registratie van 7411. Wat er vervolgens gebeurde was veelzeggend voor de assertieve wijze waarop Salomon in zaken opereerde. Bij de rechtbank in Amsterdam maakte Salomon een zaak aanhangig waarin hij vroeg om de merkinschrijving van 4711 door te halen en te verbieden. De rechtbank ging daar echter niet in mee en oordeelde dat de cijfercombinaties 7411 en 4711 genoegzaam van elkaar verschilden om onderscheidingskracht te bezitten. Bij de totstandkoming van de Wet van 30 september 1893 houdende bepalingen op de fabrieks- en handelsmerken, die onder andere voorzag in de oprichting van een Bureau voor den Industriëlen Eigendom dat strenger moest toezien op merkregistraties, speelde de casus 4711-7411 op de achtergrond een rol.

Parfumerieketen La Couronne

In eerste instantie probeerde Salomon afzet voor zijn reukwaters te creëren door drogisterijen en apothekers in Amsterdam en elders te bemonsteren en ze vervolgens te vragen of ze alsjeblieft een ordertje wilden plaatsen. In 1890, het jaar dat hij zijn imitatie eau-de-cologne 7411 lanceerde, veranderde hij echter van strategie en besloot zijn eigen afzetkanaal te creëren. Dat betekende dat hij parfumerieën opende in Amsterdam (Heiligenweg 5, Galerij 50 van het Paleis voor Volksvlijt, Reguliersbreestraat 33), Rotterdam (Plan C 35), Den Haag (Noordeinde 7), Utrecht (Neude 1) en Groningen (Oude Ebbingestraat). De betreffende winkelpanden werden door Salomon allemaal gehuurd. Het betrof echter zonder uitzondering toplocaties, wat erop duidt dat het bedrijf een redelijke cash flow moet hebben gehad. Of waren die prestigieuze winkelpanden maar schone schijn?

Haagsche Courant, 20 oktober 1890Op 6 februari 1893 zette Salomon zijn firma om in de NV Parfurmerieënfabriek La Couronne v/h S. van Dijk Azn. Van de 186 geplaatste en volgestorte aandelen à 500 gulden kwamen er 120 op Salomons eigen naam wegens de inbreng van het fabriekspand aan de Korte Spinhuissteeg plus alle daartoe behorende machines, gereedschappen, inventarisgoederen en voorraden. Salomons moeder kocht tien aandelen. Nog eens 56 aandelen werden gekocht door allerlei kooplieden, makelaars en commissionairs alsmede enkele expediteurs en bedrijven waarmee Salomon handelsrelaties onderhield. Zo wist hij één aandeel te slijten aan zijn Berlijnse grondstofleverancier firma Delvendahl & Küntzel (het latere IG-Farben) en één aandeel aan de drukker van zijn etiketten en geschenkverpakkingen, de firma S. Lankhout & Co. uit Den Haag. Opvallend is dat ook twee grote Nederlandse gedistilleerdproducenten participeerden in het aandelenkapitaal van de naamloze vennootschap. De Nederlandsche Stoombranderij en Distilleerderij v/h E. Kiderlen (Delfshaven) kocht vier aandelen en de Amsterdamsche Likeurstokerij ’t Lootsje der Erven Lucas Bols stortte één aandeel vol.

Beide laatste participaties hielden verband met een nieuw ondernemingsplan dat Salomon op dat moment aan het uitbroeden was. De omzetting van de firma S. van Dijk Azn. in een naamloze vennootschap was namelijk duidelijk bedoeld om het bedrijf in de Korte Spinhuissteeg in de etalage te zetten. Bij de omzetting en de zoektocht naar een koper werd Salomon geholpen door effectenmakelaar Caspar Diederich Zur Mühlen (1874-1956). Een koper werd al snel gevonden in de persoon van een gepensioneerde luitenant-kolonel van het Nederlandse leger genaamd Ludolph Scheltus van IJsseldijk (1835-1907), woonachtig te Haarlem. Deze koper in spe werd in april 1893 tot mededirecteur van het bedrijf benoemd. Vervolgens ging de NV Parfumerieënfabriek La Couronne v/h S. van Dijk Azn. in liquidatie, werden de huurcontracten voor de winkelpanden opgezegd, vertrok Salomon per 1 juli 1893 als directeur en werd in augustus 1893 NV De Nederlandsche Eau de Cologne Fabriek opgericht, waarvan Scheltus van IJsseldijk de directeur-eigenaar werd.

advertentie 1892Waarom Salomon genoeg had van de parfumeriebranche is een raadsel. Mogelijk dat het sterk seizoensmatige karakter van de reukwaterverkoop (verkooppiek in december) zich slecht verhield met winkels die het hele jaar door open waren. Mogelijk dat Salomon geconstateerd had dat de La Couronne winkels behoefte hadden aan een breder assortiment dan alleen reukwaters en bleek het onmogelijk om op korte termijn te voorzien in toiletartikelen als zeep, haarwater en tandpoeder. Niet ondenkbeeldig is verder dat J.C. Boldoot (Amsterdam) en andere binnenlandse concurrenten een prijzenslag waren begonnen, waardoor ook Salomon gedwongen was zijn prijzen aan te passen en zijn marges zag verdampen. Zeker is in elk geval dat de Keulse producent van 4711 inmiddels frontaal in de tegenaanval was gegaan door het Nederlandse publiek in advertenties stelselmatig te waarschuwen voor het bedrieglijke namaakartikel 7411. Het zou goed kunnen dat Salomons winkelomzet daar onder te lijden heeft gehad. Of de nieuwe eigenaar van het bedrijf in de Korte Spinhuissteeg, Scheltus van IJsseldijk, veel plezier beleefd heeft gehad van zijn aankoop valt zeer te betwijfelen. Zonder eigen parfumeriewinkels was de Nederlandsche Eau de Cologne Fabriek min of meer gedoemd tot het produceren van merkloze reukwaters in grootverpakking. Deze reukwaters werden door drogisten en apothekers in Nederland en koloniën ‘aan de maat’ verkocht, dat wil zeggen dat mensen zelf een flesje mee konden nemen om dit te laten afvullen. In 1900 werd de reukwaterfabricage in de Korte Spinhuissteeg door Scheltus van IJsseldijk beëindigd. In het aangrenzende Oost-Indisch Huis was een agentschap van het Ministerie van Financiën gevestigd (de zogenaamde Directie van de Grootboeken der Nationale Schuld) en dat wilde het pand van de Nederlandsche Eau de Cologne Fabriek maar wat graag inlijven, vooral vanwege het brandgevaar dat inherent is aan de productie van reukwaters op alcoholbasis. Toen Scheltus een bod voor zijn pand kreeg van 15.000 gulden accepteerde hij dat en trok onmiddellijk de stekker uit de Nederlandsche Eau de Cologne Fabriek.

Veuve Cliquot de Toussicourt

Terug weer naar Salomon van Dijk. Die zette in 1893, na zijn avontuur als reukwaterfabrikant, vol in op een glorieuze carrière in de import-, export- en transitohandel. Het schuim der negotie was blijkbaar aantrekkelijker dan het vet van de arbeid. De belangrijkste goederen waarin Salomon handelde waren textiel – niet verwonderlijk gezien zijn afkomst – en jenever – vandaar de relatie met de distilleerderijen Kiderlen en Lucas Bols. Salomons eerste handelsactiviteiten dateerden overigens al uit 1892 en betroffen de import van een koffiesurrogaat dat genoemd was naar de Duitse natuurgeneeskundige Sebastian Kneipp. Uit advertenties, krantenberichtjes en archivalia valt op te maken dat Salomon niet alleen handel dreef onder de firmanaam S. van Dijk Azn. maar ook onder de namen firma Insulinde en NV Duitsch-Oost-Indische Handelsvereeniging. Al deze bedrijven waren gevestigd op het adres Singel 550-552 en, vanaf mei 1898, Nieuwe Herengracht 27-31 te Amsterdam. In enkele winkelpanden van de voormalige parfumerieketen La Couronne, verkocht de firma Insulinde nog een poosje partijen textiel, vermoedelijk om de lopende huurcontracten netjes uit te dienen. Eén van de bedrijven die participeerden in het aandelenkapitaal van de Duitsch-Oost-Indische Handelsvereeniging (1896-1899) was de Keulse firma Johann Maria Farina gegenüber dem Jülichs-Platz. Kennelijk vond dit bedrijf, bedenker en uitvinder van het Kölnisch Wasser, het maar wat mooi dat die dekselse Amsterdammer Salomon van Dijk met zijn merk 7411 de grote imitator uit de Glockengasse No. 4711 een hak had gezet. De bedrieger bedrogen! Erg lang heeft de samenwerking tussen Salomon en de Keulse firma Farina overigens niet geduurd want de Duits-Oost-Indische Handelsvereeniging werd al binnen drie jaar weer opgeheven.

Het Nieuws van den Dag, 16 december1899Dat een vos wel zijn haren maar nooit zijn streken verliest bleek eind 1899, toen Salomon in een kleine advertentie liet weten op zoek te zijn naar wederverkopers voor de champagnes van het huis Veuve Cliquot de Toussicourt uit Reims. Wederom ging het om een imitatieproduct, want de echte naam waaronder het befaamde champagnehuis uit Reims opereert luidt Veuve Cliquot Ponsardin. Veel minder besmuikt van karakter waren de advertenties voor het haarverzorgingsproduct Koko en het fietspoetsmiddel Velo, twee andere importproducten van de firma S. van Dijk Azn. Ongetwijfeld zullen in het pakhuis van Salomon op het Singel, en later op de Nieuwe Herengracht, ook allerhande goederen en artikelen hebben gelegen waarvoor niet werd geadverteerd omdat die zichzelf wel verkochten.

Jenever en likeuren

Nederlandsche Staatscourant, 1 mei 1897Wat de jeneverhandel betreft liet Salomon op 24 april 1897 bij het Bureau voor den Industriëlen Eigendom een etiket als beeldmerk registreren waarop de naam Prosit prijkte. Jenever onder deze merknaam werd op dat moment al door hem verscheept naar afnemers in onder andere Engeland, Nederlands-Indië en Suriname. Aanvankelijk betrok Salomon jenever van producenten als Lucas Bols en Kiderlen, die het product ook voor hem bottelden, etiketteerden en in houten kisten verpakten. Maar kennelijk gunden deze jeneverleveranciers Salomon niet de marges waar hij recht op meende te hebben want in 1898 besloot hij zelf een distilleerderij te beginnen. Om niet al te zeer afhankelijk te zijn van exportorders besloot hij zich tevens op de binnenlandse jeneverhandel te storten. In de panden Nieuwe Herengracht 27-29 werden een distilleerderij 1e klasse en een bottelarij gevestigd.

Stenen kruiken en glazen flessen met Prosit jenever uit eigen distilleerderij werden door Salomon ingezonden naar de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs. Het jaar daarop stond “Maison S. van Dijk Azn.” met Prosit jenever op een internationale tentoonstelling in Oostende. Net als veel andere distillateurs deed Salomon verwoede pogingen het prestige van zijn jenever op te vijzelen waardoor hij net zo’n goede prijs voor zijn product zou kunnen bedingen als marktleider Lucas Bols. Want waar een literkruik Bols jenever in 1900 in een Nederlandse slijterij ongeveer ƒ 1,40 deed, moest Salomon voor een literkruik Prosit met een consumentenprijs van ƒ 1,10 à ƒ 1,20 gulden genoegen nemen.

Begin 1902 vroeg Salomon toestemming aan de gemeente Amsterdam voor het plaatsen van nog eens twee distilleerketels en een zoetpan (oftewel een suikersmeltketel) in zijn distilleerderij aan de Nieuwe Herengracht. Vooral die zoetpan maakt duidelijk dat Salomon naast jenever ook likeuren wenste te gaan produceren. De behoefte aan een eigen likeurassortiment hing weer samen met een ander streven van Salomon. Net zoals hij eerder als reukwaterproducent had beschikt over een eigen parfumerieketen, wenste hij ook als distillateur over een eigen slijterijketen te beschikken om zo verzekerd te zijn van een stabiele binnenlandse jeneverafzet. Op jenever alleen kon een slijterij echter niet draaien en vandaar dat Salomon ook likeuren wenste te gaan vervaardigen. Met een assortiment likeuren uit eigen stokerij was Salomon er evenwel nog niet. Voor het opzetten van een slijterijketen was het ook nodig een flinke wijnvoorraad aan te leggen. En omdat wijnen destijds nagenoeg uitsluitend op vat konden worden betrokken waren eveneens investeringen noodzakelijk in bottelapparatuur, in een flessenpark en allerlei andere emballagegoederen. Om zijn ambitieuze plannen te financieren was de polsstok van Salomon niet lang genoeg. Met het oog op de opschalingsoperatie was de firma al in april 1901 omgezet in een commanditaire vennootschap. Wie Salomons stille vennoten (geldschieters) waren is helaas onduidelijk. Wel duidelijk is dat de Amsterdamse advocaat Pieter Hermanus Scholten (1863-1902) gedurende korte tijd optrad als medebeherend vennoot/directeur.

Slijterijketen

In een advertentie liet Salomon weten dat zijn slijterijketen uit wel veertig winkels zou komen te bestaan. Ongetwijfeld was dit grootspraak om de concurrentie te intimideren dan wel zijn geldschieters te enthousiasmeren. Voor zover uit advertenties en adresboeken blijkt, omvatte de Commanditaire Handelsvennootschap S. van Dijk Azn. nooit meer dan een vijftal slijterijen: drie in Amsterdam (Van Eeghenstraat 38, Gerard Brandtstraat 6 en Sarphatipark 18), één in Rotterdam (Goudsesingel 173) en één in Antwerpen (Meir 9). Net als eerder het geval was met de La Couronne parfumerieën betrof het allemaal huurpanden op toplocaties. Overigens had de vennootschap ook nog een vestiging in Brussel (Ninovese Steenweg 110) maar dit was geen filiaal waar producten aan de consument werden verkocht maar een depot met ook enige bottelarijfaciliteiten. Vanuit dit Brusselse depot werden alle Belgische jenever- en likeurafnemers beleverd, alsmede een tweetal proeflokalen die eveneens door de vennootschap werden geëxploiteerd. Deze in mei 1902 geopende proeflokalen bevonden zich op de Meirbrug in Antwerpen en op de hoek van de Boulevard du Nord met de Boulevard Botanique in Brussel.

affiche Prosit jenever (collectie Jenevermuseum Hasselt)Alle mooie winkelpanden en proeflokalen ten spijt gingen de zaken echter bij lange na niet zo voortvarend als Salomon het zichzelf en zijn geldschieters had voorgesteld. Ongetwijfeld zal het bedrijf zo nu en dan een flinke exportorder hebben geboekt, maar dat “zendingen van 5.000 kisten jenever niet meer tot de zeldzaamheden behooren”, zoals Salomon in een advertentie beweerde, moet waarschijnlijk met een korreltje zout genomen worden. In de loop van 1903 kwam de vennootschap in grote financiële problemen. Het verliessaldo over de voorgaande jaren was namelijk tot ƒ 187.089 opgelopen, wat Salomons stille vennoten ernstig verontrustte. Door de immateriële activa op de balans (“relatiën”) op te voeren tot ƒ 45.000 voorkwam Salomon nog net dat er sprake was van een negatief eigen vermogen maar uiteraard werd die opzichtige truc door de stille vennoten doorzien. Om een faillissement voor te zijn besloot Salomon, inmiddels woonachtig in Molenbeek bij Brussel, het bedrijf te herkapitaliseren en herstructureren. Op een aandeelhoudersvergadering presenteerde Salomon een plan om het bedrijf aan de Brusselse vennootschap Prosit over te doen, waarmee naar alle waarschijnlijkheid het depot aan de Ninovese Steenweg werd bedoeld. Uiteraard diende dit depot dan wel eerst te worden verzelfstandigd. De verkoop zou daarna door een aandelenruil tot stand moeten komen. Hoe één en ander precies in het vat gegoten werd valt niet meer te achterhalen. Vanaf een afstandje bezien heeft het er echter alle schijn van dat de Commanditaire Handelsvennootschap S. van Dijk Azn. een soort sterfhuisconstructie werd en dat alle waardevolle activa werden ondergebracht in de op 30 september 1903 opgerichte NV Nederlandsche Distilleerderij en Exportmaatschappij (Amsterdam). De slijterijen werden gesloten en de wijn- en likeurvoorraden uitverkocht.

 Tot besluit

Blijkens de oprichtingsakte van de Nederlandsche Distilleerderij en Exportmaatschappij legde deze vennootschap zich toe op “het fabriceeren van en den handel in gedistilleerd […] speciaal voor den export”. Alles duidt er echter op dat het bedrijf nimmer jenever of andere gedistilleerde dranken heeft geproduceerd en dat het dus louter een handelsmaatschappij was. Hoewel Salomon de meerderheid van de aandelen bezat liet hij de directievoering over aan ene Johannes Bernard Coenraad Reindert van der Veen (1880-1960), die hij bewogen had om tien aandelen van 1.000 gulden vol te storten. Op 25 januari 1904 trouwde de inmiddels 33-jarige Salomon van Dijk in Brussel met de acht jaar jongere Caroline Agnes Marie Haase (roepnaam Agnes), afkomstig uit Hannover. Daarna loopt het spoor zo’n beetje dood en verdwijnen Salomon en zijn bedrijf in de mist van de geschiedenis. Wat er met de Nederlandsche Distilleerderij en Exportmaatschappij is gebeurd, hoe het Salomon in zakelijk opzicht verder is vergaan, of hij nakomelingen heeft gekregen, waar hij gewoond en verbleven heeft en wanneer hij gestorven is: ik heb (nog) geen bronnen kunnen vinden die hier uitsluitsel over geven. Het enige wat vast staat is dat Salomon in 1916 een bezoek heeft gebracht aan de Verenigde Staten, vermoedelijk om zijn broer Levie op te zoeken die daar naar toe was geëmigreerd en in Chicago een fabriek was begonnen onder de naam The American Chemical Works. Eén van Levies succesartikelen was een zilverpoetsmiddel (Van Dijk’s Silver-Plating Liquid). In de registers van Ellis Island staat opgetekend dat Salomon de Atlantische oversteek met de SS Rotterdam alleen heeft ondernomen. Zijn echtgenote Agnes was achtergebleven in hun woning in de Rue de Neuilly te Parijs.

De komende jaren zullen steeds meer bronnen digitaal toegankelijk en doorzoekbaar worden en ik sluit dan ook bepaald niet uit dat dit artikel nog wel eens een vervolg krijgt. Ook hoop ik nog eens een foto van Salomon te kunnen bemachtigen. Misschien heb ik hem trouwens al in de ogen gekeken. Het Zeeuws Archief beheert namelijk een grote collectie met cartes de visite van patiënten van dr. Mezger. Veel van die portretfoto’s zijn anoniem. Al bladerend door die collectie kwam ik een aantal patiënten tegen waarvan ik dacht: zwart haar, zwarte ogen, jij zou zomaar eens Salomon van Dijk kunnen zijn…

© Peter Zwaal, 2021

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in het glashistorisch tijdschrift De Oude Flesch 42 (2021) 3 (september) [#166] p.26-31.
Zie ook: Nogmaals Salomon van Dijk | Peter Zwaal