Een kleine bierbrouwerij in het Gelders rivierengebied was die van Marius Frederik Kolff (1862-1937) te Tricht (bij Geldermalsen) die gedreven werd onder de naam Fortuna. Het was een ondergistende brouwerij, wat betekent dat er bier gebrouwen werd volgens de Beierse methode waarbij de gisting plaatsvond bij lage temperaturen. Het Trichtse bier vond afzet in de dunbevolkte Tielerwaard als ook in de aangrenzende Neder-Betuwe. Een afnemer in laatstgenoemde streek was Hendrikus Theodorus van Dam (1873-19??) uit Culemborg. Van Dam dreef zo’n veertig jaar lang – van 1901 tot 1941 – een bierhuis in de Tollenstraat 5. Waarschijnlijk verzond Kolff zijn bier per spoor van Geldermalsen naar Culemborg, alwaar Van Dam de fusten ophaalde van het station. Een deel van het fustbier werd vervolgens door Van Dam overgeheveld op beugelflessen. Dit flessenbier werd door Van Dam niet alleen in zijn eigen bierhuis verkocht maar ook bij particuliere afnemers aan huis bezorgd. Naast caféhouder was Van Dam dus ook – zij het op beperkte schaal – actief als bierbottelaar en agent van de Trichtse brouwerij.
Voor de distributie van het flessenbier binnen Culemborg gebruikte Van Dam een hondenkar. Dit is de opbouw van die hondenkar. Op de lange zijden van deze opbouw is de naam geschilderd van brouwerij Fortuna – mogelijk heeft brouwer Kolff de hondenkar bekostigd – terwijl op de kopse kanten naam en adres van Van Dam zijn vermeld. Vóór de Eerste Wereldoorlog waren hondenkarren een vertrouwd verschijnsel in het Nederlandse straatbeeld. Na de totstandkoming van de zogenaamde Trekhondenwet (1910), waarbij allerlei eisen werden gesteld aan zowel hond, kar als begeleider, werd het gebruik van hondenkarren allengs minder. De trekhond (“het paard der armen”) werd vervangen door de bakfiets en de T-Ford.
De opbouw van deze hondenkar dateert waarschijnlijk uit de openingsjaren van de twintigste eeuw. Net als veel andere kleine bierbrouwerijen zag de Trichtse bierbrouwerij zich tijdens de Eerste Wereldoorlog gedwongen de productie te beëindigen wegens gebrek aan mout en andere grondstoffen. In 1918 werd de brouwerij afgebroken. De laatste brouwmeester, de uit Duitsland afkomstige Wilhelm Rudolph Aalbers (1875-1942), nam een deel van de inventaris over en begon daarmee elders in Tricht een bierbottelarij en limonadefabriek. De bieren die Aalbers in Tricht bottelde waren in eerste instantie afkomstig van de Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij uit Den Haag en later uit de Heineken-brouwerij te Rotterdam.
De opbouw van de hondenkar is in 2012 in het bezit gekomen van het Likeur & Fris Museum te Hilvarenbeek. Na de sluiting van laatstgenoemd museum in 2015 is het object overgedragen aan Museumbrouwerij De Roos in Hilvarenbeek.
© Peter Zwaal, 2012, 2016