Geboren: Leeuwarden 2 juni 1871
Overleden: Leeuwarden 24 september 1965
Zoon van: Freerk Klazes Bokma (1841-1903), molenaar, broodbakker, meelfabrikant, groothandelaar en slijter in wijn en gedistilleerd, distillateur, en Ymkje Pieters van der Wal (1839-1918)
Kleinzoon van: Klaas Bokkes Bokma (1815-1848), molenaar en tapper, en Antje Freerks Brouwer (1814-1899)
Religie: doopsgezind
Woonplaats: Leeuwarden
Gehuwd met: Grietje Heika Bruin (1870-1915) op 8 juni 1896
Kinderen: Frederik Karel (Frits) (1897-1940) en Coert Volken (1901-1971)
Bedrijf: Firma P. Bokma handelend onder de naam Likeurstokerij, Distilleerderij en Bitterfabriek De Bron, Bokma’s Distilleerderij NV.
De molenaarszoon Freerk Klazes Bokma uit Grouw vestigt zich in 1862 in Leeuwarden. Daar gaat hij als knecht aan de slag op oliemolen De Jonge van Eeltje van Asperen aan de Harlingertrekweg. In juni 1879 begint Freerk Bokma aan de Voorstreek een broodbakkerij. Met het geld dat hij in de bakkerij verdient, koopt hij in september 1883 de oliemolen aan de Harlingertrekweg. Hij verbouwt zijn aankoop tot korenmolen en begint een meelfabriekje genaamd De Vlijt. Erg lang oefent Bokma het beroep van meelfabrikant niet uit, want in november 1886 verkoopt hij de molen en de fabriek aan zijn buurman en naaste concurrent, de firma Swildens & Kuipers. Dit bedrijf heeft zijn molen en meelfabriek eerder dat jaar door brand grotendeels verloren zien gaan en is derhalve bereid Freerk Bokma een goede overnameprijs te betalen.
Hoewel Freerk Bokma formeel broodbakker blijft – de bakkerij zal pas in 1905 door zijn weduwe van de hand worden gedaan – gaat hij na de verkoop van zijn molen en meelfabriek op zoek naar een nieuwe zakelijke uitdaging. Op 26 juni 1888 koopt hij de firma O. & S. van Kallen, zijnde “eene grossiers-affaire, tevens met ruim winkeldebiet, in wijn, likeuren en gedistilleerd” gelegen aan de zuidzijde van de Tuinen in Leeuwarden. Het is een zaak met een lange staat van dienst, maar met een zeer onzeker toekomstperspectief. Sinds de invoering van de Drankwet 1881 is de afzet van gedistilleerde dranken en likeuren namelijk sterk gedaald, in Friesland zelfs nog sterker dan elders in Nederland. Het vergt moed om in een krimpende markt een bedrijf over te nemen dat het voornamelijk moet hebben van de verkoop van sterke drank. Dat Freerk de groothandel in april 1894 uitbreidt met een eigen distilleerderij hangt vermoedelijk samen met deze problematische marktomstandigheden. Door zelf producent te worden creëert hij meer toegevoegde waarde en hoeft hij niet langer met distillateurs en likeurstokers te onderhandelen over de marge die hem als grossier toekomt.
Van aanvang af is de distilleerderij, De Bron genaamd, vooral het domein van Freerks enige zoon Piet. Al doet Piet het op latere leeftijd wel eens voorkomen alsof hij de HBS heeft bezocht, eigenlijk heeft hij niet meer dan lagere school genoten. De recepturen voor de gedistilleerde dranken en likeuren worden door Piet zelf ontwikkeld met hulp van een bevriende apotheker uit Alphen aan den Rijn.
Jenever voor Indië
Als Freerk zich per 1 juli 1897 terugtrekt uit het bedrijf, besluit Piet zich te gaan richten op de jeneverexport naar Indië. Deze wordt eind negentiende eeuw gedomineerd door distilleerderijen uit Amsterdam, waarvan de firma Erven Lucas Bols (Likeurstokerij ’t Lootsje) veruit de belangrijkste is. De jenever die bestemd is voor Indië wordt grotendeels gebotteld op cilindrische stenen kruiken. Alleen een kleine Amsterdamse distilleerderij, de firma Van Zuylekom, Levert & Co., maakt gebruik van een andersoortige verpakking. In 1893 heeft Van Zuylekom op een tentoonstelling in Batavia een gouden medaille behaald met jenever die gebotteld is in vierkante glazen flessen. Elders in Europa worden deze gedrongen vierkante flessen al langer gebruikt voor likeur (Cointreau, Danziger Goldwasser). Om zich te onderscheiden van Bols omarmt ook Piet Bokma de vierkante glazen fles voor zijn Egte Oude Friesche Genever. In 1898 worden de eerste kisten Egte Oude Friesche Genever vanuit Amsterdam naar Nederlands-Indië verscheept. Het vervoer naar Amsterdam vindt trouwens ook plaats over het water: per praam vanaf de distilleerderij aan de Tuinen naar de Westerkade in Leeuwarden en vanaf daar per stamfries door de Harlingertrekvaart en over het IJsselmeer naar Amsterdam.
Als exclusieve importeur van Bokma in Nederlands-Indië treedt de firma E. Dunlop & Co. op. Opmerkelijk is dat Dunlop in Nederlands-Indië sinds 1900 tevens de Erven Lucas Bols vertegenwoordigt. Bokma en Bols zijn in Nederlands-Indië al spoedig in een heftige concurrentiestrijd verwikkeld, waarbij importeur Dunlop min of meer de rol van aanjager vervult. Beide distilleerderijen voeren hun reclamebestedingen steeds verder op. Onduidelijk is welke distilleerderij uiteindelijk de meeste jenever naar Indië verscheept en zich dus marktleider mag noemen. Het verkoopsucces van Bokma’s Egte Oude Friesche Genever is deels terug te voeren op de zeer herkenbare vierkante fles. De Indische gewoonte om lege flessen en kruiken te hergebruiken voor het afpalen van tuinpaden en perken is in het voordeel van Bokma. De vierkante flessen van Bokma geven half ingegraven namelijk een veel netter en strakker resultaat dan cilindrische kruiken of flessen. Piet Bokma is echter niet de enige distillateur die zijn jenever bottelt en exporteert in vierkante flessen. Vermeld is reeds Van Zuylekom, die Bokma is voorgegaan, terwijl Bokma op zijn beurt navolging ondervindt van twee Leeuwarder branchegenoten, de firma J.F. Tak & Zonen en firma J. Boomsma.
Ondanks het gebruik van vierkante flessen slaagt geen van deze distilleerderijen erin om ook maar bij benadering het succes van Bokma te evenaren. Dat komt doordat Van Zuylekom, Tak en Boomsma samenwerken met importeurs wier distributienetwerken veel minder omvangrijk en fijnvertakt zijn dan die van Dunlop. Dunlop beschikt over eigen magazijnen in Batavia, Bandoeng en enkele andere grote steden op Java en het bedrijf heeft ruime ervaring met de verkoop van alcoholhoudende dranken. Toko’s die de Nederlandse gemeenschap voorzien van bier en gedistilleerd worden zeer regelmatig door vertegenwoordigers van Dunlop bezocht. Verder bevoorraadt Dunlop rechtstreeks een groot aantal hotels, clubs, sociëteiten en andere uitgaansgelegenheden waar Nederlanders elkaar ontmoeten om een ‘paitje’ (borreltje) te drinken. Piet Bokma vaart blind op de expertise van Dunlop. Hij voelt geen aandrang zelf naar Indië te reizen om zich aldaar van de distributiestructuur op de hoogte te stellen. Met elke nieuwe vestiging die Dunlop op Java en later ook op Sumatra en Celebes opent, ziet Bokma zijn jeneverexport groeien.
In 1925 komt een (tijdelijk) einde aan de samenwerking tussen Bokma en Dunlop, dat wel doorgaat als importeur van Bols. Dunlop doet de nog aanwezige voorraad Bokma eind 1925 in de uitverkoop. In een rijmdicht dat in diverse Indische kranten wordt gepubliceerd trekt de N.V. Borneo Sumatra Handel-Maatschappij (Borsumij), door Bokma aangetrokken als nieuwe importeur, fel van leer tegen deze vorm van prijsdumping. Aan de trouwe Bokma-klanten wordt uitgelegd dat de vaste prijzen met ingang van 1926 weer in ere zullen worden hersteld. Opvallend genoeg keert Bokma echter in 1935 weer naar Dunlop terug en neemt Borsumij in datzelfde jaar Bols onder zijn hoede. Waarom er van stuivertje wordt gewisseld is niet bekend, wel is duidelijk dat één en ander opnieuw gepaard gaat met de nodige stekeligheden. Als Borsumij aan het drukke Molenvliet in Batavia een metershoog reclamebord plaatst in de vorm van een Bols-kruik met daarop de bekende slagzin ‘Elken dag één glaasje’, reageert Dunlop hierop met een advertentiecampagne waarin het Bokma-product wordt aangeprezen onder de leus ‘Neem er twee!’.
De zeer profijtelijke jeneverexport zorgt ervoor dat Piet Bokma al voor de Eerste Wereldoorlog een welvarend man is. Hij belegt zijn verdiensten onder meer in onroerend goed in Leeuwarden en Huizum. Als zijn vrouw Grietje in 1915 op 45-jarige leeftijd overlijdt, neemt Bokma een Franse gouvernante aan voor de opvoeding van zijn zoons Frits en Volken, op dat moment respectievelijk achttien en veertien jaar oud. Frits verhuist al snel naar Leiden om daar rechten te studeren en vestigt zich nadien als advocaat en procureur te Den Haag. Volken gaat in 1922 economie studeren aan de Nederlandsche Handelshoogeschool te Rotterdam en neemt aldaar de nieuwe voornaam Coert aan. In 1925 haalt Piet hem na tegenvallende studieresultaten terug naar Leeuwarden om in het bedrijf te komen werken.
Heroriëntatie op binnenlandse en buitenlandse markt
Dat Bokma’s Egte Oude Friesche Genever vooral een exportproduct is merken Indiëgangers die bij terugkomst of familiebezoek in Nederland meestal vergeefs naar de bekende vierkante fles zoeken. Buiten Friesland is het Bokma-product in Nederland vrijwel nergens te koop. In de jaren twintig besluiten Piet en Coert Bokma daarom meer werk te gaan maken van de binnenlandse afzet. Vertegenwoordigers worden aangesteld en op pad gestuurd om contacten op te bouwen met slijterijketens en horecabedrijven in het westen des lands. Met name in Den Haag, waar veel Indiëgangers en oud-kolonialen wonen, weet Bokma zich eind jaren dertig reeds verzekerd van een aardige afzet.
Nochtans blijft de jeneverexport de belangrijkste activiteit en bron van inkomsten. Als in mei 1940, na de inval van de Duitsers, abrupt een einde komt aan deze export breken zware tijden aan. Het verhogen van de binnenlandse verkoopinspanningen ter compensatie van de export heeft vooralsnog geen zin wegens gebrek aan grondstoffen. Bij de verdeling van grondstoffen krijgt Bokma namelijk quota toegewezen die gebaseerd zijn op de vooroorlogse binnenlandse afzet. In danig afgeslankte vorm weet het bedrijf niettemin de oorlogsjaren door te komen. In de tweede helft van de jaren veertig maakt de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd duidelijk dat het herstel van de jeneverexport naar Indië hooguit een vrome wens zal blijven en dat het bedrijf er verstandiger aan doet zich meer te richten op de binnenlandse markt en op nieuwe exportmarkten. Het is vooral de verdienste van Coert Bokma dat beide doelen gerealiseerd worden. In de jaren vijftig en zestig wordt de vierkante Bokma-fles een bekende verschijning in heel het land. In de slijtersmarkt wordt een nagenoeg perfecte distributiegraad bereikt. 70 à 80 procent van de binnenlandse afzet wordt gerealiseerd in de Randstad. Voorts worden in België en Scandinavië interessante nieuwe exportmarkten aangeboord voor Bokma’s Egte Oude Friesche Genever. Gemeten naar alcoholinslag (spiritus en moutwijn) is Bokma in 1960 de zesde distillateur van Nederland (na Bols, Henkes, De Kuyper, Harteveld en Dirkzwager).
Overigens laat Bokma ook kansen liggen. Zo verzuimt het bedrijf om in navolging van veel concurrenten een jonge jenever op de markt te brengen – een verzuim dat pas in januari 1967 wordt goedgemaakt – en krijgt modernisering van huisvesting en bedrijfsuitrusting te weinig aandacht. Piet is wat dit betreft de remmende factor. Hij kijkt Coert letterlijk bij alles op de vingers – in de directiekamer staan de bureaus van vader en zoon recht tegenover elkaar – en hij is wars van al te drastische vernieuwingen. Veel meer ontspannen is de omgang tussen Piet en zijn kleinzoon Piet Coert Bokma (1932-2012), die in 1961 in het bedrijf gaat werken. Naar de moderne bedrijfsinzichten die zijn kleinzoon propageert en ten uitvoer brengt voegt de inmiddels hoogbejaarde Piet zich minzaam.
De meest sportieve distillateur van Nederland
In het Leeuwarder fabrikantenmilieu is Piet Bokma een geziene figuur. Vanaf 1913 is hij bestuurslid van de vereniging Nijverheid, die fungeert als departement Leeuwarden en omstreken van de Maatschappij van Nijverheid (vanaf 1921: Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel). Bokma is tientallen jaren lang penningmeester van het Leeuwarder departement. Meer persoonlijke voldoening put hij uit zijn activiteiten in de Friese sportwereld. Reeds als jongeling is Piet verzot op sport. Hij houdt van duursporten als schaatsen en wielrennen. In die laatste sport blinkt hij ook uit. Zo wordt Bokma op 14 juli 1889 kampioen van Friesland op de lange baan. Op 13 september 1891 behaalt hij een zilveren medaille in een door de ANWB uitgeschreven duurkoers. In één etmaal slaagt hij erin om op een fiets zonder luchtbanden een afstand van 320 kilometer af te leggen over grotendeels onverharde wegen. Op latere leeftijd beoefent Piet vooral de zeilsport. Vanaf 1914 neemt hij decennialang deel aan de jaarlijkse zeilwedstrijden op het Pikmeer bij Grouw met zijn boeier De Albatros. Vooral met zijn zakenvriend Hidde Binnert Halbertsma (1888-1971) en diens boeier Constanter, vecht Piet Bokma op het water vele gevechten uit. Overigens zijn Bokma en Halbertsma niet alleen in sportief maar ook in zakelijk opzicht aan elkaar gewaagd. Zo wordt Halbertsma , in wiens houtbewerkingsfabriek te Grouw de kleurig bedrukte kisten worden gemaakt waarin de Bokma jenever naar Indië wordt verscheept, in 1936 door Bokma onder druk gezet om goedkoper te leveren. Als Halbertsma weigert zijn prijzen te verlagen gaat Bokma in zee met een andere kistenfabriek, niet wetende dat dit bedrijf, de N.V. Stoomhoutzagerij te Lemmer, enkele jaren eerder door Halbertsma is ingelijfd. Halbertsma laat Bokma hierover in het ongewisse, maar zorgt er uiteraard wel voor dat Bokma binnen de kortste keren weer de oude prijs moet neertellen voor zijn kisten.
Bij de Koninklijke Zeilvereeniging Oostergo uit Leeuwarden is Piet Bokma bestuurlijk betrokken van 1926 tot 1957. Zijn grootste faam als sportbestuurder verwerft hij echter in de schaatssport. Van 1902 tot 1950 is Piet bestuurslid (waarvan de laatste 25 jaar voorzitter) van de Koninklijke Vereeniging De IJsclub. Als voorzitter van deze Leeuwarder vereniging voelt Bokma zich bovendien geroepen om leiding te geven aan de (Friese) Bond van IJsclubs. Hij is vele jaren bondsvoorzitter (1926-1947) en in die hoedanigheid nauw betrokken bij de organisatie van de provinciale kampioenschappen hardrijden op de schaats. Als er in 1946 stemmen opgaan om de Bond van IJsclubs gewestelijk onderhorig te maken aan de Koninklijke Nederlandse Schaatsenrijders Bond (KNSB) voert Bokma oppositie. Volgens hem zou het eigene en folkloristische van de Friese schaatssport in het geding zijn. Spoedig na zijn aftreden als bondsvoorzitter krijgt de Bond van IJsclubs niettemin de status van gewestelijke organisatie binnen de KNSB (1949). Erevoorzitter Piet Bokma berust in deze gang van zaken en is gevleid dat de Bond van IJsclubs een wisseltrofee naar hem vernoemd, die jaarlijks wordt uitgereikt aan een Friese ijsclub die zich in organisatorische of sportieve zin heeft onderscheiden.
Piet Bokma overlijdt in 1965. Tot enkele weken voor zijn dood bezoekt hij dagelijks de distilleerderij. Op zijn sterfbed verneemt hij het nieuws dat Minister van Financiën Vondeling (PvdA) bij de presentatie van de miljoenennota een accijnsverhoging voor gedistilleerd in het vooruitzicht stelt. Voor hij het bewustzijn verliest en sterft spreekt hij nog zijn hartgrondige afkeer uit over dit regeringsvoornemen: “godverdomme die rooie schoften.” In de tweede helft van de jaren zestig wordt Bokma’s Distilleerderij NV, inmiddels verhuisd naar een modern bedrijfspand aan de Edisonstraat, door meerdere beursgenoteerde bedrijven (Erven Lucas Bols, Koninklijke Zwanenburg-Organon, Douwe Egberts) het hof gemaakt. In maart 1971 verkopen Coert Bokma en zijn zoon het bedrijf aan Heineken. Midden jaren zeventig is Bokma met afstand het grootste jenevermerk van Nederland.
© Peter Zwaal, 2011, 2015
Een enigszins verkorte versie van dit artikel verscheen in: Nederlandse ondernemers 1850-1950 : Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel / red. Joop Visser, Matthijs Dicke & Annelies van der Zouwen (Zutphen : Walburg Pers ; Rotterdam : Stichting Ondernemersgeschiedenis, 2011) p.112-119
Archieven
Historisch Centrum Leeuwarden: drukwerkcollectie distilleerderij Bokma, toegangsnr. 670, inv.nr. 90; genealogische gegevens betreffende de familie Bokma, gemeentelijke adresboeken, bouw- en hinderwetvergunningen, krantenartikelen
Stadsarchief Amsterdam: archief Heineken N.V., stukken betreffende de overname van Bokma en stukken betreffende beleidsaangelegenheden 1968-1988, toegangsnr. 834, inv.nrs. 397-398
Literatuur
Bunskoeke, Dick, ‘Leeuwarden’. In: H. Boschma e.a. (red.), Friese molens (Leeuwarden : Friese Pers Boekerij, 1995)
Burger, H., De Leeuwarder Vélocipède-Club (Amsterdam : Edo Bergsma, 1942)
Geit-Pa (pseud.), Een Bokma-drama : jenever-lusten en jenever-lasten, of, Lief en leed van drankgebruikers bevattende een economische les, Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië, 11 december 1925 en Bataviaasch Nieuwsblad, 12 december 1925
Jongsma, Martinus, en Bernard Pijper, Wielrennen in Friesland door de eeuwen heen : fan tsjiltsjeriden oant hurdfytsen (Franeker/Surhuisterveen : Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie, District Friesland, 1998)
Kruisinga, Chris, en Pieter de Groot, IJsvermaak in Leeuwarden : geschiedenis van Koninklijke Vereeniging ‘De IJsclub’, 1850-2000 (Leeuwarden : Friese Pers Boekerij, 1999)
Soetens, Johan, Vierkante flessen = Bouteilles carrées = Square bottles (Amsterdam : De Bataafsche Leeuw, 2004)
Vrijling, K.J., De kistjes van Pieter Bokma. in: K.J. Vrijling (red.), Halbertsma honderd jaar hout : 25 mei 1891 – 25 mei 1991 : geschiedenis van ‘it houtsjefabryk’ van Grouw en van de mensen waaruit het is voortgekomen (Grouw : Gemeente Boarnsterhim ; Halbertsma Pallets B.V. ; Halbertsma Deuren B.V., 1991) p.129-130
Woude, Th. W. van der, Friesland en de jenever (Dokkum, 1912)