Oesters en koolzuurhoudende dranken

Mr. John Dounce at the oyster-shop (George Cruikshank, 1836).

In mijn boek Frisdranken in/uit de kunst (2006) publiceerde ik een artikel over een pentekening van de befaamde Engelse illustrator George Cruikshank (1792-1878), afgedrukt bij één van de humoristische zedenschetsen van Charles Dickens (1812-1870) die oorspronkelijk verschenen in The Morning Chronicle en later werden gebundeld onder de titel Sketches by Boz (1836). Het is een tekening waarop een weduwnaar genaamd John Dounce door een lieftallig en verlegen verkoopstertje een oester krijgt aangereikt. In het bijbehorende verhaal laat Dickens de weduwnaar als een baksteen voor het verkoopstertje vallen: de man bezoekt de oyster saloon steeds vaker, begint zijn stamkroeg en vrienden te verwaarlozen en wordt het mikpunt van spot voor zijn omgeving. Zijn drie ongetrouwde dochters verlaten het huis omdat ze hun vaders capriolen niet langer kunnen aanzien. En natuurlijk wijst het verlegen oesterverkoopstertje de weduwnaar uiteindelijk keihard af als hij om haar hand vraagt. De moraal van het verhaal: mannen op leeftijd moeten zich geen gekke dingen verbeelden.

Wat mij mateloos intrigeerde aan de door Cruikshank getekende oesterbar is dat de verkoop van oesters er wordt gecombineerd met de verkoop van gemberbier en sodawater. Ik vond dat een buitengewoon rare combinatie! Wij prefereren immers bij oesters een glaasje droge witte wijn of champagne. Zouden de Victorianen hun oesters hebben weggespoeld met zoet gemberbier of water met de smaak van natriumbicarbonaat? Ik kon dat bijna niet geloven en vermoedde dat er iets anders aan de hand was, dat ik vooralsnog niet begreep.

In mijn achterhoofd bleef die prent van Cruikshank mij dus bezighouden. En gelukkig diende zich enkele jaren later een mogelijke verklaring aan, toen ik in De Gelderlander van 17 augustus 1880 onder het kopje Gemengde berichten de volgende zinsnede tegenkwam: “De schalen der oesters die bij zoveel honderdtallen weggeworpen worden, [worden] in Londen althans bij wagonvrachten naar den stampmolen gebracht en in een fijn poeder omgezet. Dit poeder wordt dan gedroogd en gezuiverd, en daarna verkocht aan de fabrieken van minerale wateren, waar het dient tot vervaardiging van koolzuur.”

Natuurlijk! Dat ik daar niet zelf op gekomen ben. Om koolzuurgas – de belletjes in frisdrank en mineraalwater – te verkrijgen moet kalkspaat (calciumcarbonaat) met zoutzuur worden overgoten. Schelpen bestaan grotendeels uit calciumcarbonaat en zijn daarom in fijngestampte vorm een prima grondstof voor de productie van koolzuurgas, waarmee dan vervolgens frisdranken en mineraalwaters kunnen worden geïmpregneerd. Op zoek naar een goedkope bron van calciumcarbonaat hebben de eerste fabrikanten van koolzuurhoudende alcoholvrije dranken (niet zelden waren dit apothekers) zich waarschijnlijk tot oesterbars gewend, waar grote hoeveelheden schelpen voor een habbekrats konden worden meegenomen. Diezelfde oesterbars werden vervolgens tevens ingeschakeld bij de distributie van koolzuurhoudende alcoholvrije dranken: als de vroeg negentiende eeuwse frisdrankfabrikant bij de oesterbar schelpen kwam halen liet hij wat flesjes gemberbier en sodawater achter, niet alleen ter betaling van de oesterschelpen maar ook om door te verkopen aan bezoekers van de oesterbar.

's-Gravenhaagsche Courant, 8 oktober 1817Oesters en koolzuurhoudende alcoholvrije dranken: de combinatie is lang niet zo vreemd als het lijkt. Die prent van Cruikshank geeft geen uitzonderlijke situatie weer. Ook in Nederland behoorden oesterverkopers tot de eersten die handel dreven in koolzuurhoudende alcoholvrije dranken. In een advertentie in de ‘s-Gravenhaagsche Courant van 8 oktober 1817 staat bijvoorbeeld een advertentie met het overlijdensbericht van oesterhandelaar Willem van der Star (1772-1817), aan welke bericht door zijn jonge weduwe Petronella van Lingen (1791-1819) het volgende post scriptum is toegevoegd:
De Affaire in Oesters en Minerale Wateren zal door de Weduwe op de gewone voet worden gecontinueerd, verzoekende de voortdurende gunst van hare geëerde begunstigers.

Een plaatselijke concurrent van Willem van der Star was Cornelis Roodenburgh (1786-1856). In de ‘s-Gravenhaagsche Courant van 15 januari 1819 laat deze weten:
Bij C. ROODENBURGH in de Papenstraat, verkoopt alle soorten van MINERALE WATEREN en beste Engelsche OESTERS; verzoek ieders gunst en rekommandatie, beloovende een prompten en civile bediening. Uit diverse akten kan worden opgemaakt dat Roodenburgh tevens een tapperij bezat. Misschien was dit wel een oesterbar zoals op de tekening van Cruikshank is te zien…

Een derde Haagse oesterhandelaar die tevens in minerale wateren handelde was Arij van Meeteren (1789-1831). Hij mocht zich blijkens zijn advertenties in de klandizie van het hof verheugen. Van Meeteren was in 1818 getrouwd met de hiervoor reeds genoemde Petronella van Lingen. De weduwe van Willem van der Star is dus al snel hertrouwd, waarna haar nieuwe echtgenoot Arij van Meeteren de “affaire in oesters en minerale wateren” onder zijn eigen naam voortzette. In een advertentie in het Dagblad van ‘s-Gravenhage van  5 november 1828 laat hij weten “dagelijks VERSCHE ENGELSCHE, TEXELSCHE en ZEEUWSCHE OESTERS, alsmede alle soorten van MINERALE WATEREN, van de laatste schepping en tapping” te kunnen leveren. Vooral dat bijzinnetje “van de laatste schepping en tapping” is veelzeggend, want dat kan er alleen maar op duiden dat het geen natuurlijke mineraalwaters betrof die uit verafgelegen oorden als Selters of Spa waren aangevoerd (en die bijgevolg al minstens weken lang op fles of kruik gebotteld waren!) maar dat het handelde om kunstmatige mineraalwaters die gewoon ter plekke (ergens in Den Haag) waren vervaardigd en gebotteld.

Dagblad van 's-Gravenhage, 5 november 1828

 

De gecombineerde handel in oesters en kunstmatige mineraalwaters kwam zeker niet alleen in Den Haag vorm. Ook in Amsterdamse en Groningse couranten kunnen advertenties worden aangetroffen van lieden die in beiderlei producten handelden. Uit het Algemeen Handelsblad van 28 januari 1839 komt deze advertentie:
De Ondergeteekenden berigten door deze aan hunne geëerde Begunstigers dat zij op heden versch hebben aangekregen eene uitmuntende partij Texelsche, Frisvanger en extra grote KOR-OESTERS, alsmede nieuwe Winterzalm voor 2 gulden de 5 ons, fijnzoute Winterharing, nieuwe Zoutevisch, Spaansche kastanjes voor 10 en 20 cent de 5 ons, Engelsche bukking 35 à 50 en 60 cent het dozijn, beste Malaga citroenen van 40, 50 en 60 cent het dozijn, bij de honderd of bij de kist tot vrij minder prijs. Zoete China’s Appelen 60 cent het dozijn. Alle soorten van Rond- en Lengvisch. Nieuwe Minerale Wateren. Curaçousche Limoen- en Citroensap, enz. enz.
H.E.W. SAUR, Regulierbreestraat, het 8ste huis van de Munt, no. 49
H. MUNNIK, hoek Nieuwendijk en Hekelveld, no. 157, in de van Ouds bekende Oude Oesterboer.

Kortom: wie speurt naar de wortels van de frisdrankenindustrie komt niet alleen uit bij de apotheker maar ook bij oesterbar en oesterboer!

© Peter Zwaal, 2014, 2019