Een groot deel van het budget voor collectieve bierreclame gaat in 1960 op aan één stunt: een gift van 100.000 gulden aan het Nederlandsch Olympisch Comité (NOC). De gift van het Centraal Brouwerij Kantoor (CBK) is bedoeld om de uitzending mogelijk te maken van zo’n 150 sportlieden, trainers en verzorgers naar de Olympische Spelen van Rome. De totale kosten van uitzending zijn door het NOC begroot op ruim één miljoen gulden, dus de gift van de Nederlandse brouwers is bepaald geen klein bier. Let wel: ook de Nederlandse regering draagt in 1960 100.000 gulden bij aan de uitzending van de Olympische ploeg.
Niet alle bij het CBK aangesloten brouwerijen zijn overigens enthousiast over de royale gift. Met name Frans Swinkels (1896-1979) van Bavaria en Theo de Groen (1895-1972) van Grolsch zijn er niet over te spreken dat de gift is ‘voorgekookt’ in een herenoverleg tussen de voorzitters van NOC (Charles Pahud de Mortanges) en CBK (Gerard Kortenhorst).
Op 24 mei 1960 overhandigt Gerard Kortenhorst namens het CBK een cheque ter waarde van 100.000 gulden aan zijn ambtgenoot van het NOC. De overhandiging vindt plaats tijdens een algemene ledenvergadering van het NOC in het zeer deftige hotel Wittebrug (1885-1972) in Den Haag. Een passende locatie, want de eerste eigenaar van hotel Wittebrug was een Haagse brouwer en het hotel staat op de plek waar voorheen diens brouwerij was gevestigd. Zowel Kortenhorst als Pahud de Mortanges zijn zich echter niet van deze symboliek bewust. In hun toespraakjes gaat het over heel andere zaken.
Kortenhorst (1886-1963) benadrukt dat de gift meer in het bijzonder is bedoeld om de uitzending van de zwemploeg mogelijk te maken. Een slimme zet, want juist op enkele Olympische zwemnummers dicht Nederland zichzelf medaillekansen toe. Verder wil Kortenhorst nog kwijt dat de royale gift absoluut niet is bedoeld om de zwemploeg tot grotere bierconsumptie aan te zetten: “Ik ben slechts een zwemmer die het kikkerbadje juist is ontgroeid, maar zoveel weet ik er wel van, dat het mij beter lijkt dat onze zwemmers en zwemsters zich in Rome […] meer met water dan met bier bezighouden.”
Pahud de Mortanges (1896-1971), zelf een gelouterd Olympisch ruiter, spreekt in zijn dankwoord grote erkentelijkheid uit voor het feit dat het bedrijfsleven (waarom niet de brouwnijverheid?) het Olympisch ideaal wenst te ondersteunen. Hij besluit met de kwinkslag dat men in Rome hopelijk zal kunnen zeggen: “De deelneming is weer best.” Overigens moet de NOC-voorzitter zijn dankwoord twee keer uitspreken. De overhandiging van de cheque wordt namelijk vastgelegd door een filmploeg van het Polygoonjournaal maar bij het dankwoord van de NOC-voorzitter hapert de camera. Pahud de Mortanges blijkt echter bereid het nog eens over te doen.
De Nederlandse medailleoogst in Rome is helaas magertjes: één zilveren en twee bronzen medailles, allen behaald op zwemnummers. De meest tot de verbeelding sprekende Nederlandse prestatie komt echter niet tot stand in het zwembad maar op de atletiekbaan. Met zijn vijfde plaats in het eindklassement van de tienkamp valt Evert (Eef) Kamerbeek (1934-2008) echter net buiten de medailles. Tijdens de officiële huldiging van de medaillewinnaars en andere atleten, op 15 september 1960 in het Olympisch Stadion te Amsterdam, heeft het CBK voor Kamerbeek een verrassing in petto. Namens de gezamenlijke Nederlandse brouwerijen krijgt hij de zilveren Cambrinus-beker uitgereikt. Het is een wisselbeker, die bij de volgende Olympische Spelen moeten worden doorgegeven aan een andere Nederlandse sporter die buitengewoon heeft gepresteerd. Vandaar dat Kamerbeek tevens een miniatuurversie van de Cambrinus-beker krijgt alsmede een oorkonde.Kamerbeek is er blij mee, zo laat hij het CBK in een bedankbrief weten: “Het bier in Nederland staat er bekend om best te zijn maar ook deze onderscheiding is geen half werk. Ik kan U verzekeren dat het de mooiste prijs is welke ik ooit gewonnen heb […].” Tot zijn genoegen heeft Kamerbeek de grote wisselbeker niet meer hoeven afstaan. Bij de volgende zomerspelen in Tokio 1964 treedt het CBK namelijk niet op als sponsor van de Olympische ploeg en kan er dus ook van een Cambrinus-beker geen sprake zijn.
Op 10 januari 1961 wordt Kamerbeek door de Nederlandse sportpers uitgeroepen tot sportman van het jaar 1960. Het kristallen vaasje dat bij die titel hoort is lang niet zo imponerend als de Cambrinus-beker. Toch levert dat lullige vaasje, vanwege de bijbehorende titel, Kamerbeek uiteindelijk veel meer prestige op dan de glimmende Cambrinus-beker. Doordat de Cambrinus-beker nimmer aan andere sporters wordt uitgereikt blijft het uiteindelijk een nietszeggende prijs.
© Peter Zwaal, 2013