Wie in de achttiende en negentiende eeuw in een herberg of restaurant een glas wijn bij de maaltijd bestelde, kon van alles verwachten. Wie bijvoorbeeld het laatste glas wijn kreeg uit een vat dat al een paar weken was aangeslagen, kreeg wijn van beduidend mindere kwaliteit dan het eerste glas uit hetzelfde vat. Wie wijn uit een fles of een karaf geschonken kreeg, moest eveneens maar afwachten uit welk vaatje die wijn getapt was. Voor de verkoop van wijn in restaurants en andere horecagelegenheden waren er speciale portieverpakkingen: flesjes met een inhoud van ongeveer 1/5 liter die ‘kalkoentjes’ werden genoemd. Hoewel ook die flesjes geen waterdichte garantie boden op een glas wijn van onberispelijke kwaliteit, boezemden dergelijke flesjes de consument vaak toch wat meer vertrouwen in dan wijn die werd geschonken uit een karaf of die rechtstreeks geserveerd werd in het glas.
Over de herkomst van het woord kalkoentje bestaat enige verwarring. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt in deel 7 (1926) dat het woord kalkoentje als benaming voor een wijnflesje met een inhoud van ongeveer 1/5 liter “misschien” is afgeleid van de naam van een herbergier of tapper die als eerste dergelijke flesjes gebruikte.[1] Andere bronnen beweren dat de fles vernoemd is naar een advocaat genaamd Willem Calkoen, die op doktersadvies zijn wijnconsumptie diende te beperken tot één glas in plaats van één fles per dag.[2] Door flesjes te gebruiken met een inhoud van één glas, kon deze slimme advocaat toch zijn oude gewoonte handhaven. Een mooi verhaal, hoogstwaarschijnlijk te mooi om waar te zijn.
Ik hou het erop dat het woord kalkoentje verwijst naar de vorm van het flesje. Die vorm doet enigszins denken aan een paardenhoef. In tal van Nederlandstalige geschriften uit de zeventiende eeuw is sprake van kalkoenen, waar duidelijk paardenhoeven worden bedoeld. In het reeds genoemde deel 7 van het Woordenboek der Nederlandsche Taal worden diverse voorbeelden gegeven van gebruik van het woord kalkoen in de betekenis van paardenhoef.[3] Overigens werden (én worden) ook de benedenwaarts omgesmede uiteinden van een hoefijzer kalkoenen genoemd. In deze specifieke betekenis komt dit begrip ook voor in de Franse taal (calqhoun) en in de Engelse taal (calkin of caulkin).
Als portieverpakking voor wijn heeft het kalkoentje het in Nederland tot ongeveer 1950 uitgehouden. Ik vermoed dat de meeste kalkoentjes die in Nederland in omloop waren al tijdens de Tweede Wereldoorlog uit de handel zijn genomen en omgesmolten. Aangezien de wijnimport tijdens de oorlog een dramatische terugval vertoonde viel er simpelweg weinig te bottelen. In veel horecabedrijven werd geïmporteerde wijn verdrongen door Nederlandse vruchtenwijn.[4] Tegenwoordig zijn glazen portieverpakkingen voor wijn eigenlijk allemaal fantasieloze miniatuurversies van ‘gewone’ flessen. Nee dan het kalkoentje in zijn laatste uitvoering: dat mag gerust een wonder van improvisatie worden genoemd. Kijk eens goed en dan valt op dat deze portiefles feitelijk een Bordeaux-fles zonder romp is. Een hals en een bodem die als het ware aan elkaar zijn geplakt en die samen net genoeg wijn voor één glas bevatten.
© Peter Zwaal, 2007, 2015, 2019
[1] http://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M029666&lemmodern=kalkoentje&domein=0&conc=true
[2] Het Amsterdamse regentengeslacht Calkoen heeft naast een hoop kooplieden en regenten ook diverse advocaten en predikanten voortgebracht. Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Calkoen
[3] http://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M029663&lemmodern=kalkoen&domein=0&conc=true
[4] In wijnland Frankrijk bleef het kalkoentje tijdens de Tweede Wereldoorlog wel een gewone verschijning in de horeca. Georges Simenon laat zijn creatie commissaris Maigret in de in 1941 gepubliceerde roman La maison du juge een kalkoentje witte wijn bestellen. En dat niet in een deftig horeca-etablissement te Parijs maar in een eenvoudige herberg in het vissersdorpje L’Aiguillon-sur-Mer in de Vendée. Overigens bestelt Maigret in de oorspronkelijke Franstalige versie van de roman een “chopine” witte wijn, aangezien dit de gebruikelijke naam was waaronder het paardenhoefvormige flesje in Frankrijk bekend stond. Halbo C. Kool maakte daar in de Nederlandse vertaling terecht “kalkoentje” van. Tot halverwege de jaren zestig bleef “kalkoentje” in Nederland een redelijk gangbare benaming voor een klein flesje (portieverpakking) wijn, ook al hadden die flesjes inmiddels niet langer de vorm van een paardenhoef maar waren het miniatuurversies van gewone wijnflessen geworden. Simenon, Maigret en het huis van de rechter (Utrecht : Bruna, 1961) p.117