Hoewel een flink deel van haar werk in het Nederlands is vertaald, is de Britse Beryl Bainbridge (1932-2010) hier altijd een tamelijk onbekende auteur gebleven. Van haar romans heeft alleen The bottle factory outing (1974) in Nederland meer dan één druk beleefd. De vertaling van Joop van Helmond beleefde drie drukken, twee bij De Arbeiderspers (1977 en 1978) en één bij BZZTôH (1991), allen onder de enigszins misleidende titel Het uitstapje van de flessenfabriek. Want die ‘bottle factory’ uit de titel is beslist geen flessenfabriek. De bottle factory van Bainbridge betreft een machinale bottelarij, om precies te zijn een bottelarij waar uit Italië geïmporteerde wijnen van vat op fles worden overgebracht. In haar jonge jaren heeft Bainbridge zelf in zo’n bottelarij gewerkt en dat is te merken aan allerlei details die in de roman terloops beschreven worden. Het personeelsuitje van de bottelarij zou daarom een titel zijn die de lading van de roman veel beter dekt. Behalve in Nederlandse vertaling is The bottle factory outing ook verschenen in de BlackBirds reeks van uitgeverij Wolters-Noordhoff (1997), waardoor tenminste één lichting Nederlandse scholieren van HAVO en VWO met deze roman van Bainbridge heeft kunnen kennismaken. In 1991 had de BBC plannen om de roman te verfilmen maar jammer genoeg is dat voornemen nooit in daden omgezet. Ik weet zeker dat Dawn French en Jennifer Saunders, die waren aangezocht voor de vrouwelijke hoofdrollen, wel raad hadden geweten met de hoofdpersonen Freda en Brenda.
Freda (26) is bazig, bedillerig, theatraal en manziek. Met een gewicht van ruim 100 kilo bij een lengte van 1 meter 77 heeft ze echter geen figuur dat mannen onmiddellijk in vuur en vlam zet. Brenda (32) daarentegen is onderdanig, fantasieloos, onzeker en conflictvermijdend. Maar misschien wel juist door deze eigenschappen oefent ze een grote aantrekkingskracht uit op mannen. Dat deze twee tegenpolen collega’s van elkaar zijn in een wijnbottelarij hoeft geenszins te verbazen. Wat wel bevreemdt is dat Freda en Brenda doorgaan voor elkaars beste vriendinnen en samen een zogenaamde bed-sitting room delen in Camden Town. Dat kan natuurlijk niet goed gaan en beetje bij beetje laat Bainbridge doorschemeren dat de vrouwen elkaar eigenlijk helemaal niet liggen. Freda ziet in Brenda iemand die ze kan domineren en de loef afsteken, terwijl Brenda natuurlijk tevens goed is voor de helft van de huur. Brenda, die onlangs haar dronken man in de steek gelaten heeft, is geïmponeerd door Freda’s flair en assertiviteit maar koestert verder geen bijzonder warme gevoelens voor Freda. Eerder roepen de Rubensiaanse welvingen van Freda gevoelens van afschuw in haar op. Zo ergert Brenda zich aan het feit dat Freda in het gezamenlijke bed geen pyjama of nachtjapon draagt en zichzelf soms in haar slaap betast (“you cup your bosoms in your hands and jiggle them about”). Om elke onbedoeld intieme aanraking met Freda uit te sluiten heeft Brenda het bed met een rij boeken in tweeën gedeeld.
Een groot deel van de roman gaat over het personeelsuitje dat op Freda’s initiatief is georganiseerd voor de werknemers van de bottelarij. De meeste werknemers zijn Italiaanse immigranten die allemaal door bloedbanden met elkaar zijn verbonden en afkomstig zijn uit dezelfde streek waar ook hun patroon mijnheer Paganotti vandaan komt. In dit personeelsbestand vormen Freda en Brenda en de Ierse chauffeur Patrick de enige buitenstaanders. Hoewel Freda doet voorkomen alsof ze het personeelsuitje heeft georganiseerd uit altruïstische en collegiale motieven, zijn haar drijfveren in werkelijkheid strikt zelfzuchtig. Ze beeldt zich namelijk in dat de mooie Vittorio, het neefje van mijnheer Paganotti, een oogje op haar heeft. Het personeelsuitje, dat plaats vindt op een zondag in oktober, moet haar romance met deze Vittorio doen ontvlammen. Omdat ze daar niet te veel pottenkijkers bij kan gebruiken, verzint Freda een list die het gezelschap al meteen flink uitdunt. De minibus die het verzamelde personeel naar een landelijke bestemming moet voeren komt niet opdagen – waarschijnlijk omdat Freda helemaal geen reservering heeft gemaakt. Daardoor moet noodgedwongen worden teruggevallen op enkele personenauto’s met een beperkt aantal zitplaatsen. Tot de gelukkigen voor wie het uitje wel doorgang vindt behoren Freda en Brenda, Vittorio en Patrick alsmede bedrijfsleider Rossi, een man die op welhaast slaafse wijze is toegewijd aan zijn werkgever. Inmiddels heeft Bainbridge al duidelijk gemaakt dat zowel Patrick als Rossi een oogje op Brenda hebben… Rossi ziet de excursie zelfs als een uitgelezen kans om zich aan Brenda te vergrijpen.
Gegeven alle onderhuidse spanningen en verborgen intenties kan het niet anders dan dat het personeelsuitje gruwelijk uit de hand loopt. Na een bezoek aan Windsor Castle, een picknick en een ontmoeting met enkele cavaleristen die op oefening zijn met de Queen’s funeral horses (de zwarte paarden die gebruikt worden bij staatsbegrafenissen), wordt Freda door Brenda dood aangetroffen in een bosje. De onbetwiste koningin van het gezelschap, die eerder die middag nog majesteitelijk één van de funeral horses heeft bereden, blijkt haar nek te hebben gebroken. Niet door de val van een paard maar door geweld of een andere oorzaak. Er zijn drie personen die van betrokkenheid kunnen worden verdacht: Vittorio, Rossi en Patrick. Gaandeweg wordt duidelijk dat elk van hen een motief gehad heeft om Freda uit de weg te ruimen. Maar is het wel moord of is er veeleer sprake van een ongeluk? Duidelijk is in elk geval dat geen van de leden van het gezelschap erg rouwig is om de dood van Freda. Veelzeggend in dit verband is bijvoorbeeld dat niemand op het idee komt om de politie te waarschuwen of een ambulance te bellen. En dus wordt er eerst heel wat afgezeuld met het lijk en doemt vervolgens de vraag op hoe Freda’s lichaam spoorloos van de aardbodem moet verdwijnen. Aan het eind van de roman legt één van de verdachten toch nog een bekentenis af. Maar dat is geen bekentenis tegenover een politieambtenaar maar een bekentenis tegenover de rest van het personeel en het is maar zeer de vraag of hij de waarheid spreekt of dat hij liegt in opdracht.
De moraal van deze tragikomedie zou kunnen luiden: ken Uzelve. Want dat is wat Freda in wezen de das om doet: haar weigering om te erkennen dat ze in werkelijkheid geen bijzonder aantrekkelijke vrouw is maar een would-be-actrice die geen echte vrienden heeft, leeft van een onbetekenend baantje en woont in een armetierig eenkamerappartementje. Het is de ironie ten top dat Freda, voorafgaande aan het personeelsuitje, Brenda voor de voeten werpt: “You’re a born victim, that’s what you are. You ask for trouble. One day you’ll go too far.” Laat dat nu precies zijn wat Freda zelf overkomt. Zij drijft de situatie op de spits en moet dit met haar leven bekopen. The bottle factory outing is een onderhoudende roman die knap in elkaar steekt en waar ook na veertig jaar nog volop van kan worden genoten. Een heerlijk boek. Onbegrijpelijk dat Bainbridge in Nederland zo weinig gelezen is.
© Peter Zwaal, 2015