De ook buiten onze landsgrenzen bekendste Nederlandse botanicus is ongetwijfeld Hugo de Vries (1848-1935). Verschillende straten en scholen dragen nog altijd zijn naam. In Abcoude is een park naar hem genoemd en in Lunteren, waar De Vries na zijn emeritaat woonde en zijn befaamde erfelijkheidheidsproeven met de grote teunisbloem voortzette, bevindt zich zelfs een Parkhotel Hugo de Vries. De Vries was behalve hoogleraar plantkunde aan de Universiteit van Amsterdam ook directeur van de hoofdstedelijke hortus botanicus aan de Plantage Middenlaan. Eén van zijn medewerkers aldaar, gedurende een periode van zo’n zeven jaar, was Frans Nicolaas Meijer. Deze op 30 november 1875 geboren zoon van een Amsterdamse diender bij de waterpolitie heeft op geheel eigen wijze eveneens een belangrijke bijdrage geleverd aan de internationale plantkunde. Na Meijers dood door een noodlottig ongeval wijdden de tijdschriften Science en National Geographic herdenkingsartikelen aan de man en zijn werk. Ook in het Nederlandse populair-wetenschappelijke tijdschrift De Aarde en haar Volken verscheen een drietal artikelen over Meijer, geschreven door de destijds bekende publiciste Frederike van Uildriks (1854-1919). In enkele andere Nederlandse kranten en tijdschriften verschenen kortere herdenkingsartikelen. Toch is nimmer een straat of plantsoen in Nederland naar Frans Nicolaas Meijer vernoemd. Dat komt waarschijnlijk omdat Meijer na zijn emigratie naar de Verenigde Staten (oktober 1901) het Amerikaans staatsburgerschap aanvroeg en hij zijn belangwekkendste werk heeft verricht in opdracht van de United States Department of Agriculture (USDA).
Tussen zijn werk in de Amsterdamse hortus en zijn emigratie naar de Verenigde Staten maakte Meijer ruim een jaar lang deel uit van de op socialistische principes gestoelde landbouwkolonie Walden, waar hij zich bezig hield met tuinbouw, fruitteelt en bijenteelt. Deze kolonie op het landgoed Cruysbergen te Bussum was in 1898 opgericht door de psychiater en schrijver Frederik van Eeden (1860-1932). Laatstgenoemde was zeer ingenomen met Meijer vanwege diens grote deskundigheid en inzet. Na Meijers dood schreef Van Eeden een necrologie waarin hij hem prees als de eerste kolonist “die behalve hoge idealen en mooie theorieën ook degelijke kennis en grote bekwaamheden meebracht. […]Hij wist op Walden, in de koude kas, een tomatenoogst te verkrijgen die nog altijd een record kan heten.” Meijer bleek echter niet te kunnen aarden op Walden, waar de verdraagzaamheid tussen verschillende groepen bewoners vaak ver te zoeken was en velen hun socialistische principes alleen met de mond beleden. In september 1901 maakte Meijer bezwaren tegen de ongelijke beloning van werknemers en tegen een door Van Eeden ontworpen huishoudelijk reglement, waarin onder andere bepaald werd dat kolonisten hun werkdag ’s ochtends om half zes zouden moeten beginnen. Meijer, die op Walden maar twee gulden in de week verdiende, meende dat hij recht had op dezelfde beloning als de werknemers die in 1898 en 1899 door Van Eeden waren aangenomen op een weekloon van zes gulden. In het licht van die ongelijke beloning voelde Meijer er begrijpelijkerwijs weinig voor ook nog eens vroeger op te staan dan hij gewend was. Op 2 oktober 1901 nam Frans Meijer “in naam der vrijheid” afscheid van Walden. Hij stapte op de boot naar de Verenigde Staten, waar zijn leven na een paar jaar een zeer verrassende wending nam.
Tussen augustus 1905 en zijn dood leidde Frans Meijer een viertal plantkundige expedities naar Centraal en Oost-Azië. Als plantenjager speurde Meijer in afgelegen en slecht ontsloten gebieden naar onbekende soorten en variëteiten die, al dan niet na veredeling of kruising met andere variëteiten, van agrarisch belang konden zijn. Behalve voor de Office of Foreign Seed and Plant Introduction van de USDA werkte Meijer tevens voor het Arnold Arboretum (Boston) van Harvard University, waarvoor hij tijdens zijn expedities bomen en heesters zocht die een verrijking zouden kunnen zijn voor Amerikaanse tuinen en stadsparken. Meijer, die na zijn naturalisatie tot Amerikaan (2 november 1908) als Frank Nicholas Meyer door het leven ging, legde zijn bevindingen bovendien fotografisch vast. Het Arnold Arboretum beschikt nog altijd over een grote collectie zilvergelatine afdrukken van foto’s die Meyer op zijn expedities door onder andere China, Mantsjoerije, Mongolië, Korea en Turkestan heeft gemaakt. Ruim 1.300 van deze foto’s zijn sinds 2005 digitaal te raadplegen via de Visual Information Access (VIA) database van Harvard University. Hoewel Meyer vooral bomen, planten en vruchten fotografeerde had hij gelukkig ook oog voor het landschap en de mensen die hij ontmoette. Bovendien vroeg hij regelmatig mensen of expeditieleden te poseren bij bepaalde bomen of planten, vermoedelijk om zodoende de dimensies van deze bomen of planten vast te leggen.
Tijdens zijn eerste expeditie (1905-1908) ontdekte Meyer bij een boeddhistische tempel op de heilige berg Wutai shan in de Chinese provincie Shanxi een onbekend soort dwergspar die enkele jaren later naar hem zou worden vernoemd (Picea meyeri). Zeer populair in de Verenigde Staten werden een dwergsering (Syringa meyeri) en een zoete citroen (Citrus × meyeri) die eveneens door Meyer in China werden ontdekt. Deze beide laatste gewassen zijn overigens vandaag de dag ook volop in Nederlandse tuincentra verkrijgbaar, waarbij de Meyer citroen vooral als potplant wordt aangeboden. Van enkele tienduizenden gewassen heeft Meyer zaden, stekken en vruchten naar de Verenigde Staten verscheept. Deskundigen schatten dat Meyer verantwoordelijk is voor de introductie van zo’n 2.500 plantensoorten en -variëteiten in de Verenigde Staten. Met name de sojabonen en spinaziezaden die Meyer voor de USDA heeft verzameld zijn later in commercieel opzicht van buitengewoon grote betekenis gebleken.
Vermeldenswaard is nog dat Meyer zich op zijn derde expeditie grotendeels liet vergezellen door ene Johannes Josephus Cornelis de Leuw (1882-1954). Deze was net als Meyer geboren in Amsterdam. Ongetwijfeld hebben Meyer en De Leuw tijdens hun gezamenlijke trektocht door China, Mantsjoerije en Siberië (maart 1913-augustus 1915) plat Amsterdams met elkaar gesproken. De beide mannen hebben elkaar ook verschillende malen gefotografeerd. Deze foto’s laten twee baardige dan wel snorrige mannetjesputters zien, die afwisselend poseren met plantaardig materiaal en het wapentuig waarmee zij zichzelf beschermden tegen mogelijke overvallers. De Leuw aanvaardde in augustus 1915 een betrekking in dienst van de N.V. Nederlandsche Maatschappij voor Havenwerken, een joint venture van Nederlandse bouwbedrijven opgericht in 1913 voor de aanleg van de haven in Chefoo (het huidige Yantai) in de Chinese provincie Shandong. In een brief aan David Fairchild, directeur van de USDA Office of Foreign Seed and Plant Introduction, liet Meyer weten dat het afscheid van De Leuw hem zwaar viel: “I miss him a good deal since we have shared the difficulties and the pleasures of life here in China for about two and one-half years.” Over het verdere leven van De Leuw is nauwelijks iets bekend. Hij overleed in december 1954 in Vancouver (Canada) als eigenaar van een café.
Over de ontberingen tijdens zijn expedities heeft Meyer veel vermakelijke en interessante brieven geschreven. In een brief aan de reeds genoemde David Fairchild liet Meyer in mei 1907 vanuit China weten: “Our short life will never be long enough to find out all about this mighty land. When I think about all these unexplored areas, I get fairly dazzled; one will never be able to cover them all. I will have to roam around in my next life.” Hoe Meyer dat volgende leven precies heeft betreden is omgeven met mysteries. Op 31 mei 1918 stapte hij in Hangzhou aan boord van een Japanse stoomboot die hem over de Jangtsekiang naar de havenstad Sjanghai moest brengen, van waaruit hij de terugvaart naar de Verenigde Staten zou ondernemen. Onderweg op de Jangtsekiang is hij overboord geslagen, gesprongen of geduwd. De laatste maal dat Frank Meyer in levende lijve is gezien was op 1 juni 1918 om 23.20 uur, toen hij zijn hut verliet om nog een luchtje te gaan scheppen of naar het toilet te gaan. Op 5 juni 1918 werd zijn dode lichaam, drijvend in de modderige rivier op zo’n 50 kilometer voor de stad Wuhu, gevonden door een Chinese schipper. Een onderzoek door het Amerikaanse consulaat wees uit dat de doodsoorzaak verdrinking was maar kon geen uitsluitsel geven op de vraag hoe en waarom Meyer te water was geraakt. Op 12 juni werd Frank Meyer (42) begraven in Sjanghai. Op 18 juni ontving Meyers Hollandse familie het bericht van zijn overlijden.
© Peter Zwaal, 2014, 2017
Literatuur
anon., Een Hollandsch plantenzoeker in Amerikaanschen dienst, Algemeen Handelsblad, 1 mei 1925 en Bataviaasch Nieuwsblad, 9 juni 1925
Budde, J.K., Frans N. Meyer, Onze Tuinen : geïllustreerd weekblad voor liefhebbers en vaklieden gewijd aan tuin en buitenleven 13 (1918) 8 (23 augustus) p.88
Cunningham, Isabel Shipley, Frank N. Meyer : plant hunter in Asia (Ames : The Iowa State University Press, 1984)
Cunningham, Isabel Shipley, Frank N. Meyer, agricultural explorer, Arnoldia : the magazine of the Arnold Arboretum 44 (1984) 3 (Summer) p.2-26 [http://arnoldia.arboretum.harvard.edu/pdf/articles/1984-44-3-frank-meyer-agricultural-explorer.pdf]
De Ley, J.S. & B. Luger (ed.), Walden in droom en daad : Walden-dagboek en notulen van Frederik van Eeden e.a. 1898-1903 (Amsterdam : Huis aan de Drie Grachten, 1980) p.107-108, 110-111, 113, 121-124 [http://www.dbnl.org/tekst/eede003wald01_01/]
Derksen, Leo, De onrust van Frank Meijer, Panorama 44 (1957) 20 (18 mei) p.4-6
Eeden, Frederik van, Frans N. Meyer, De Amsterdammer : weekblad voor Nederland 42 (1918) 33 (17 augustus) [2147] p.2 [http://historisch.groene.nl/nummer/1918-08-17/pagina/2#3/-68.40/-86.13]
Fairchild, David, A hunter of plants, The National Geographic Magazine 36 (1919) 1 (July) p.57-77
Laren, A.J. van, Frans N. Meijer, Onze Tuinen : geïllustreerd weekblad voor liefhebbers en vaklieden gewijd aan tuin en buitenleven 13 (1918) 8 (27 december) p.371
Smith, Erwin F., Frank N. Meyer, Science 48 (1918) 1240 (4 October) p.335-336
Uildriks, Frederike J. van, De reiziger-plantkundige Frans N. Meijer en zijn werk, De Aarde en haar Volken 55 (1919) 1 (januari-februari) p.1-24, 2 (maart-april) p.41-96 en 4 (juli-augustus) p.145-171
Links
http://arboretum.harvard.edu/library/image-collection/botanical-and-cultural-images-of-eastern-asia/frank-nicholas-meyer/
http://arboretum.harvard.edu/wp-content/uploads/III_FNM_2012.pdf
http://specialcollections.nal.usda.gov/Meyer-Exhibit