Helke Sander, Die Geschichten der drei Damen K. (München : Frauenbuchverlag, 1987) 160 p., ISBN 3-88897-123-3, DM 26,00
Pocketeditie: München : Deutscher Taschenbuch Verlag, 1991, 128 p., ISBN 3-423-11363-4, DM 7,80
Nederlandse vertaling van Annette Förster: De drie dames K. (Amsterdam : An Dekker, 1989) 143 p., ISBN 90-5071-050-6, ƒ 27,50
De Berlijnse cineaste Helke Sander verraste in 1983 met een speelfilm over de verhouding tussen een man en twee vrouwen. Kan een vrouw van een man houden zonder zichzelf kwijt te raken, uit te leveren, op te offeren? Dat was in een notedop de problematiek van Der Beginn aller Schrecke ist Liebe. Filmrecensent Hans Beerekamp noemde de film, die in 1984 onder de titel Liefde is de bron van alle narigheid ook in ons land werd uitgebracht “een uiterst intrigerende en ongrijpbare film, die nooit met de gemakkelijkste oplossing genoegen neemt. Helke Sander” scheef hij “zoekt de confrontatie met elke individuele toeschouwer. Juist door het open karakter, dat evenveel interpretaties als er kijkers zijn mogelijk maakt, laat haar film zich niet zo gemakkelijk terzijde schuiven als […] een geborneerde vrouwenfilm” (NRC Handelsblad, 23 november 1984).
Ik memoreer deze recensie omdat Beerekamp treffend weergeeft hoe Helke Sander ook in haar roman Die Geschichten der drei Damen K. (1987), waarvan onlangs een Nederlandse vertaling verscheen, te werk gaat: zij confronteert de lezer met allerlei gerijpte en ongerijpte opvattingen, stookt onrust maar laat na de rimpelingen glad te strijken. De drie dames K. is een roman over ideeën, niet over personen. Die blijven dan ook consequent naamloos of moeten het met niet meer dan een initiaal stellen. De drie dames K. ontmoeten elkaar in de week tussen kerst en nieuwjaar in een berghut. Ze zien er goed uit, zijn succesvol in hun beroep en hebben jarenlang voor de emancipatie van de vrouw geijverd. Bij twee van hen zijn man en kinderen het huis uit en de derde is in de steek gelaten toen ze zwanger werd. Het alleen-zijn heeft de dames K. naar elkaar toe gedreven. Vooral ‘s nachts voelen ze zich eenzaam. Om de nachten zo lang mogelijk voor zich uit te schuiven, beginnen zij elkaar ‘s avonds verhalen te vertellen.
Net zoals hun namen zijn de verhalen die de dames K. elkaar vertellen uitwisselbaar. Alle verhalen, lang of kort, gaan over hetzelfde onderwerp: het onbegrip en de misverstanden die er tussen mannen en vrouwen bestaan. Als de dames K. op de laatste avond in de hut de balans opmaken van alle verhalen, versmelten alle mannen die de revue gepasseerd zijn tot een collectieve HIJ. Niet alleen in de dagelijkse omgang heeft deze collectieve HIJ de dames K. de voet dwars gezet, hen gefrustreerd en geïrriteerd. De dames K., die als het ware een collectieve ZIJ vormen, menen ook dat zij het normen- en waardenpatroon van deze collectieve HIJ hebben geïnternaliseerd. Zij menen althans dat zij in hun doen en laten worden gestuurd door een Über-HIJ waardoor zij mannen vaak tegen beter weten in in bescherming nemen. Hier wordt de problematiek van Der Beginn aller Schrecke ist Liebe weer geraakt. Vertwijfeld vragen de dames K. zich af waartoe hun verhalen dienen. “Het helpt ongelukken te voorkomen” meent één van de dames te weten.
In de verhalen van de in de steek gelaten dames K. worden de heren geportretteerd in al hun zwakheden. Zelfs een sensibele, geëmancipeerde Heinz S., die met mevrouw K. een voettocht in het hooggebergte maakt en niet uit is op een erotisch avontuur, wordt genadeloos te kijk gezet in zijn behoefte over te komen als een bedreven alpinist (wat hij niet is), in zijn emotionele afhankelijkheid van zijn vriendin en in zijn onvermogen om vertrouwelijk met andere mannen om te gaan. Mevrouw K. begrijpt hem niet en slaagt er niet in hem te doorgronden. Het woord UFO dringt zich aan haar op als naam voor haar wandelpartner. Wel wordt het mevrouw K. gaandeweg duidelijk dat hier niet twee personen op elkaar botsen maar “al eeuwenlang onopgeloste conflicten”. Dit wordt enkele pagina’s later nog eens herhaald: “Dit was een strijd tussen de soorten, en had zo goed als niets te maken met de individuele personen.”
Is De drie dames K. nu een vrouwenboek? In het verhaal Telefoongesprek met een vriend wordt mevrouw K. door een vriend verweten dat ze zich met vrouwenrommel bezig houdt. Waaruit die rommel bestaat (films? literatuur?) wordt niet duidelijk maar doet er ook niet toe. Mevrouw K.’s stille repliek luidt: “Zo, dus die vrouwenrommel interesseert jou niet. Jouw jodenrommel ben ik allang spuugzat, jouw negerrommel zit me allang tot hier, om nog maar te zwijgen van je eindeloze kernenergie- en Zuid-Afrika-rommel.” En ze vraagt zich af: “Vanaf welke eeuw treedt de verjaring in? Vanaf wanneer kan er sprake zijn van ‘jodenrommel’, zoals kennelijk nu al ongestraft gesproken kan worden van ‘vrouwenrommel’?” Het heeft geen zin een etiket op dit boek te plakken. De geëngageerdheid van de schrijfster is duidelijk maar moet haar werk zich daarom de kwade reuk van Tendenzliteratur laten welgevallen? Dit boek is geestig, scherp, onderhoudend en Helke Sander is bovendien niet blind voor de tekortkomingen van vrouwen.
Het duidelijkst blijkt dat uit het verhaal Vier vrouwen en een man, een soort toegift waarin de rollen nu eens worden omgedraaid. De vier vrouwen waarvan in dit verhaal sprake is zijn net als de drie dames K. in hun carrière zeer succesvol. Wat meer is, ze hebben zich voorgenomen de mannenmaatschappij waarvan ze deel uitmaken zoveel mogelijk en waar het maar kan te schaden. Geen van de vrouwen heeft echter een man die hen bij hun talrijke officiële optredens kan vergezellen. Willen zij hun ondermijnende werkzaamheden voortzetten dan moeten zij niet langer de indruk wekken eenzaam te zijn. “Dat is een indruk die vrouwen tekent als uitslag.” Vindingrijk besluiten de vier één en dezelfde jongeman te engageren. De jongeman in kwestie, een beminnelijke anarchist, is volstrekt coöperatief. Aan hem ligt het niet dat het experiment uiteindelijk mislukt. Het is de jaloersheid van zijn vriendin én het feit dat de vier vrouwen, ondanks hun voornemen dit niet te zullen doen, het bed met hem willen delen.
De vertaling van Annette Förster is helaas niet vlekkeloos. Wie de Geschwister Scholl uit München waren weet zij kennelijk niet en ze heeft ook niet de moeite genomen er een encyclopedie op na te slaan. Een slordige nalatigheid omdat Geschwister zowel ‘gezusters’ als ‘broer(s) en zus(sen)’ kan betekenen. De vertaalster koos helaas voor het eerste terwijl het hier nu juist een broer en zus betrof: Hans en Sophie Scholl van de verzetsgroep Die Weiße Rose. Een germanisme als ‘geboortehulp’ (Geburtshilfe) is ook niet echt fraai. Verloskunde is het juiste Nederlandse woord.
© Peter Zwaal, 1989