De Britse schrijver Piers Paul Read (1941) bracht een groot deel van zijn jeugd door in Ampleforth, North Yorkshire, waar hij van zijn 8e tot zijn 16e onderwijs volgde op twee door Benedictijner paters geleide kloosterinternaten: Gilling Castle Prepatory School (1949-1952) en Ampleforth College (1953-1957). Dat laatste internaat, opgericht in 1900, heeft in het Verenigd Koninkrijk de reputatie “het katholieke Eton” te zijn. Ampleforth brengt jongens uit de katholieke aristocratie en hogere burgerij niet alleen de juiste kennis en vaardigheden maar ook de juiste instelling en discipline bij die nodig zijn voor een studie aan Oxford of Cambridge. Piers Paul Read verliet Ampleforth College voortijdig omdat hij schoon genoeg had van de pesterijen en lijfstraffen die inherent waren aan het opvoedingsregime en die zijns inziens in schril contrast stonden met de door de Benedictijnen verkondigde boodschap dat God liefde is. Zijn vertrek van Ampleforth College had echter ook een meer directe aanleiding. Read was tot eigen ontzetting verliefd geworden op een medeleerling en voelde zich hierdoor zo uit het lood geslagen dat hij zijn ouders verzocht hem van het internaat te halen.[1]
In 2005 werd bekend dat op Ampleforth College gedurende meer dan veertig jaar leerlingen seksueel zijn misbruikt door ten minste zes paters. Gevallen van misbruik die aan het licht traden verdwenen systematisch in de doofpot en werden nooit aan politie of kinderbescherming gemeld. Degene die persoonlijk verantwoordelijk wordt gehouden voor deze cover up is Basil Hume (1923-1999). Zelf een oud-leerling van Ampleforth College koos Hume voor een leven in dienst van de kerk, liet zich tot priester wijden, schopte het vervolgens tot abt van de kloostergemeenschap in Ampleforth (1963-1976) en werd uiteindelijk door de paus benoemd tot aartsbisschop van Westminster (1976-1999), oftewel hoofd van de Engelse katholieke kerk. Uit misplaatste loyaliteit met de kloostergemeenschap in Ampleforth zou Hume de daders van seksueel misbruik de hand boven het hoofd gehouden hebben en zich niet of nauwelijks om de slachtoffers bekommerd hebben. Onderzoek door de in 2005 door het Britse Ministerie van Binnenlandse Zaken ingestelde Independent Inquiry into Child Sexual Abuse (IICSA) wees uit dat ook enkele paters in Gilling Castle zich decennialang schuldig hebben gemaakt aan seksueel misbruik van leerlingen. Als gevolg daarvan is deze prepatory school (voor leerlingen in de leeftijd van 8 tot 13 jaar) in Ampleforth inmiddels gesloten. Ook zijn enkele paters veroordeeld tot celstraffen. Piers Paul Read heeft zich bij mijn weten nooit in het openbaar uitgelaten over seksueel ongepast gedrag van de paters in Ampleforth. In een interview uit 2010 heeft hij de seksschandalen in de Engelse katholieke kerk echter wel bestempeld als “a terrible lurking virus” – wat op zijn minst suggereert dat ook hem in de loop der tijd de nodige gruwelverhalen ter ore moeten zijn gekomen.[2]
Veel van zijn ervaringen in Ampleforth heeft Read verwerkt in de roman Monk Dawson (1969), met dien verstande dat Ampleforth in deze roman Kirkham heet. Van regelrecht seksueel misbruik door de paters Benedictijnen is in de roman geen sprake. Het regime waaraan de leerlingen van Kirkham College worden onderworpen bestaat echter net als dat op Ampleforth College uit “lessen, gebeden, plagerijen, slaag en sport”. Jongens die worden betrapt met hun hand in hun broekzak mogen door oudere leerlingen straffeloos worden geschopt. Wie zijn hand in zijn broekzak steekt zou immers wel eens heimelijk zijn geslachtsdelen kunnen beroeren. Als hoofdpersoon Edward (Eddie) Dawson tegenover zijn biechtvader bekent dat hij een bijzondere vriendschap heeft opgevat voor een jongere medeleerling, wordt hij door deze pater Timothy met een speciale houten plak afgeranseld op zijn zitvlak. Niet als straf, zo wordt hem voorgehouden, maar om zijn geest in te prenten dat deze zich verweren moet tegen lichamelijke verlangens en verleidingen. Of deze tuchtiging Piers Paul Read zelf overkomen is toen hij in 1957 verliefd werd op een medeleerling in Ampleforth is mij niet bekend, maar ik acht dit alleszins aannemelijk vanwege de plastische en gedetailleerde wijze waarop Read de tuchtiging beschrijft. En ja, wat mij betreft valt die tuchtiging wel degelijk onder de noemer van seksueel misbruik, want waarom zou een 16-jarige in hemelsnaam op zijn blote billen moeten worden geslagen in plaats van op een minder intiem lichaamsdeel?
Hoofdpersoon Edward Dawson is een man met een roeping. Reeds als jongeling voelt hij de behoefte om later “alle mensen op de hele wereld [te] helpen”. Als de paters Benedictijnen deze roeping bespeuren wordt Dawson met zachte maar dwingende hand richting priesteropleiding gedirigeerd. Dawson wordt voorgehouden dat priesters gelijk zijn aan engelen en dat de beste manier om de lijdende mensheid te helpen is God te dienen. Enige ervaring met maatschappelijke en wereldse zaken wordt niet nodig geacht. Na zijn opleiding en wijding tot priester treedt Dawson toe tot het lerarenkorps van Kirkham. Gaandeweg ontwikkelt Dawson echter een steeds grotere afkeer van de onrechtvaardigheden die leerlingen in het kader van hun opvoeding dienen te verdragen. Ook begint hij zich af te vragen waarom alleen de zonen van de bevoorrechte klasse toegang hebben tot het onderwijs op Kirkham. Als Dawson deze kwestie voorlegt aan zijn biechtvader wordt hem te verstaan gegeven dat dit de beste manier is om de verspreiding van ketterij te voorkomen. Door uitsluitend zonen van politici, bankiers en captains of industry toe te laten tot het onderwijs op Kirkham wordt loyaliteit aan de rooms-katholieke kerk gekweekt bij de elite van de toekomst. Het hele onderwijssysteem is met andere woorden ten diepste gebaseerd op het handhaven van de status quo en niet op enig ideëel motief. Geïnspireerd door het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) blijft Dawson principiële twijfel uiten over de aard en het nut van zijn werkzaamheden op Kirkham en aandringen op hervormingen. Na verloop van tijd is bij de abt van Kirkham de maat vol. Eerst wordt Dawson grotendeels van zijn onderwijstaken ontheven en aangesteld als dorpspastoor van Kirkham. Als blijkt dat hij echter ook in die hoedanigheid te betrokken raakt bij het leed van enkele parochianen wordt hij definitief richting de uitgang gedirigeerd. Dawson, inmiddels 28, moet het kloosterleven vaarwel zeggen en wordt na overleg met de kardinaal aangesteld als pastoor in het aartsbisdom Westminster.[3] Hier verwerft hij zich al snel de reputatie van een moderne pastoor, die in zijn preken geen blad voor de mond neemt en die zich als zielzorger ook weet te verstaan met jongeren die vraagtekens plaatsen bij geloofsinhoud en -praxis.
Laat ik echter niet teveel verklappen over de plot van Reads onderhoudende roman. Heel in het kort komt het erop neer dat Dawson steeds wereldser wordt, op enig moment uittreedt als priester en aan een carrière begint als journalist. Ook in die hoedanigheid streeft hij echter naar “een toestand van genade”, in zoverre dat hij met zijn artikelen de mensheid wil helpen en verlossen door kennis en inzicht te bieden. Een interview met een stakingsleider wordt door Dawson bijvoorbeeld aangegrepen om de scheve machtverhoudingen tussen arbeid en kapitaal bloot te leggen. Uiteraard komt Dawson er al spoedig achter dat in de cynische wereld van Fleet Street helemaal niemand op dit soort hoogdravende artikelen zit te wachten. Waar het de kranten vooral om gaat is het op peil houden van de oplage. De eenvoudigste manier om dat te bereiken is door lezers en abonnees te bevestigen in hun opinies en sensationeel vermaak te bieden. Overigens heeft Piers Paul Read zelf ook een blauwe maandag op Fleet Street gewerkt dus waarschijnlijk klinkt hier schrijvers’ eigen ervaring door. Eenmaal verlost van het priesterhabijt maakt Dawson tevens kennis met de geneugten en valkuilen van seks en intimiteit. De passages die aan het liefdesleven van Dawson zijn gewijd behoren tot de sterkste van deze roman en zijn met veel vaart en inleving geschreven. Aangezien deze passages zich afspelen tegen het decor van Londen in de Swinging Sixties krijgt de lezer heel wat overspel voor zijn kiezen. Als Reads roman op dit punt iets duidelijk maakt dan is het wel dat overspel voor de Britse upper class eigenlijk altijd al een aangenaam tijdverdrijf was.
Bij alle waardering die ik heb voor deze toegankelijke en vermakelijke roman moet me wel van het hart dat ik me flink geërgerd heb aan het vertelperspectief. De belevenissen van Edward Dawson komen namelijk tot ons door de ik-figuur Robert (Bobby) Winterman. Winterman is een medeleerling van Dawson in Kirkham. Verder is hij Dawson na diens uittreden als priester behulpzaam bij het vinden van een journalistieke betrekking. Uit het verhaal wordt duidelijk dat Winterman en Dawson weliswaar goed bevriend zijn maar ook dat ze elkaar na hun verblijf in Kirkham slechts sporadisch ontmoeten. De meeste van die ontmoetingen hebben het karakter van (kortdurende) lunchafspraken. Hoe het komt dat Winterman werkelijk alles af weet van het doen en laten van Dawson, en zelfs in staat is hele dialogen tussen Dawson en derden woordelijk te reproduceren, blijft een groot mysterie. Daarbij levert Winterman als verteller slechts summier commentaar op wat Dawson allemaal overkomt waardoor hij een nogal schimmige en bloedeloze ik-figuur blijft. Al ver voor de helft van het boek overviel me dan ook het gevoel dat Winterman eigenlijk wel gemist kan worden in deze roman en dat Piers Paul Read simpelweg voor een anonieme alwetende verteller had moeten kiezen. Pas in het laatste, veertiende hoofdstuk van de roman krijgt Winterman toch nog een wezenlijke rol toebedeeld als hij Dawson opzoekt in het Trappistenklooster waarin deze zich na allerlei rampspoed en teleurstellingen heeft teruggetrokken. Door dit optreden van Winterman komen niet alleen Dawsons wereldlijke vrienden en kennissen maar ook de lezer te weten waarom Dawson als spijtoptant bij deze zwijgende kloosterorde is ingetreden en of hij als Trappist zijn definitieve bestemming heeft gevonden.[4] Maar dit optreden van Winterman komt mijns inziens veel te laat om hem als romanfiguur te rechtvaardigen.[5]
© Peter Zwaal, 2019
[1] Deborah Ross, Scared for us but more scared of himself : interview with Piers Paul Read, The Independent, 13 oktober 1997. Zie: https://www.independent.co.uk/life-style/interview-scared-for-us-but-more-scared-of-himself-1235710.html
[2] Nicholas Wroe, A life in books : Piers Paul Read, The Guardian, 3 juli 2010. Zie: https://www.theguardian.com/books/2010/jul/03/piers-paul-read-misogynist-interview
[3] Het dioscees Westminster valt ongeveer samen met Groot-Londen en het graafschap Hertfordshire.
[4] Read kan het niet nalaten op dit punt Stendhal te parafraseren die heeft opgemerkt dat Trappisten arme stakkers zijn die net niet genoeg moed hebben kunnen opbrengen om zelfmoord te plegen.
[5] In een verfilming van Monk Dawson (1998) is getracht Winterman wat meer kleur en profiel te geven als verhaalpersonage. Helemaal geslaagd is die poging niet omdat Winterman ook in de film als vertelinstantie (voice over) is gehandhaafd. De film Monk Dawson van regisseur Tom Waller is in de Verenigde Staten uitgebracht onder de wat sensationelere titel Passion of the priest. De film heeft de Nederlandse bioscopen nooit gehaald en is bij mijn weten ook nimmer uitgezonden op de Nederlandse televisie of door een Nederlandse distributeur uitgebracht op VHS of DVD. Verschillende video-on-demand sites bieden de film wel aan met Nederlandse ondertiteling.