Dienstbaar bloemschikken

Bep van der Linden-Nijdam (foto op achterkant omslag 6e herz. druk, 1969)voorzijde omslag (tekening Rein van Looy)

Na een loopbaan in het kerkelijk jeugdwerk en maatschappelijk werk ontmoette Elisabeth Jacoba (Bep) Nijdam (1906-199?) in haar naoorlogse werkkring bij de Rijksverzekeringsbank de veel oudere Arie Jacob van der Linden (1883-1967) met wie zij op 40-jarige leeftijd in het huwelijk trad. Arie van der Linden was een man die heel veel van bloemen en planten af wist.[1] Na zijn pensionering verhuisden de echtelieden naar het Gooi (Huizen), waar hij zich op tuinieren stortte en zij zich heel voorzichtig begon te wijden aan een tweede loopbaan: die van freelance journaliste. Eind jaren vijftig verhuisde het echtpaar naar Oudemirdum in Gaasterland, een streek in Zuidwest-Friesland waar keileemruggen (‘kliffen’) voor natuurlijke glooiingen (‘gaasten’) in het landschap hebben gezorgd. Bep van der Linden-Nijdam leerde er Fries en dompelde zich onder in de natuur en cultuur van Gaasterland. Als import-Gaasterlander had zij vaak meer oog voor het natuurschoon dan de Gaasterlanders zelf. Zo ageerde zij tegen het gebruik van gif, waarmee de gemeente Gaasterland de wegbermen onkruidvrij hield. Onder de titel Zeg mij waar de bloemen zijn? stelde zij in een ingezonden brief in de Leeuwarder Courant deze bloemloze gifbermen aan de orde.[2] In 1971 maakte zij zich sterk voor behoud van een rij monumentale bomen in Oudemirdum. Veel geboren Gaasterlanders zagen deze bomen juist graag gerooid, zodat een bredere weg mogelijk werd voor het landbouwverkeer.[3] Bep Nijdam heeft tot op zeer hoge leeftijd doorgeschreven over allerlei zaken die haar bezighielden of interesseerden: antiek (zilver, glas, kachels, reukdoosjes, speelgoed), tuinieren, natuurbeheer, plattelandsontwikkeling en jeugdvormingswerk.[4] Behalve een onderzoekende geest had ze ook een activistische inslag. Ze zette zich bijvoorbeeld graag in voor natuurbehoud, vrede en veiligheid. Ook plaatste ze vraagtekens bij maatschappelijke kwesties als de fluoridering van het Nederlandse drinkwater en nam ze stelling tegen de bontjacht op zeehondjes door Canadese pelsjagers.[5]

Het enige boek dat Bep Nijdam ooit schreef verscheen in 1956 en was getiteld Bloemen, planten en kruiden.[6] Het werd in de daaropvolgende vijftien jaar nog zesmaal herdrukt onder de wat nauwkeuriger titel Bloemen schikken, planten verzorgen, kruiden kweken, waarbij dat bloemen schikken – terecht – in een veel grotere en vettere letter op omslag en titelpagina werd vermeld dan de beide andere onderwerpen.[7] De hoofdstukken over de verzorging van kamerplanten en het kweken van tuinkruiden hangen er in het boek namelijk maar een beetje bij. Ik krijg de indruk dat deze twee laatste hoofdstukken vooral op verzoek van uitgeverij Van Dishoeck zijn toegevoegd, waarschijnlijk om het geheel wat meer omvang te geven. Halverwege de jaren vijftig was Van Dishoeck gestart met de uitgave van een reeks praktische gidsen voor de huisvrouw. Tot deze reeks behoren titels als Hoe houd ik kinderen bezig? (1957), Het koelkastboekje (1957) en Huis-, tuin- en cocktailfeestjes (1958), allemaal werkjes van rond de 100 pagina’s.[8] Zoveel pagina’s volschrijven over bloemschikken, dat lukte Bep Nijdam in 1956 niet en dus moest er een list worden verzonnen en werden de twee andere onderwerpen het boek in gesmokkeld. Het had van mij niet gehoeven. Had gewoon wat meer foto’s van bloemarrangementen opgenomen in het boek, is mijn stelling – maar misschien was dat om productietechnische redenen destijds wel niet mogelijk. De 24 zwartwit foto’s zijn trouwens bijna allemaal vervaardigd door Pieter (Piet) Hagenbeek (1907-1990), die in Huizen een foto-atelier dreef onder de naam Ideal. Het zijn goede maar geen fantastische foto’s. Ze ontberen een eigen signatuur, het is studiowerk dat elke professionele fotograaf in die tijd kon maken.

De afgebeelde arrangementen zijn wel allemaal door Bep Nijdam eigenhandig vervaardigd. Op de omslag van de zesde herziene druk van haar boekje wordt vermeld dat de schrijfster een bloemistencursus heeft gevolgd “teneinde deze hobby op verantwoorde wijze te kunnen beoefenen” en bovendien enkele jaren werkzaam is geweest “als volontaire bij twee vooraanstaande bloemenzaken”. Dat zal nog in de tijd zijn geweest dat ze woonachtig was in het Gooi, in de jaren vijftig. Bloemen, bladgroen en takken verwerkt in de afgebeelde arrangementen zijn grotendeels afkomstig uit de tuin van echtgenoot Arie en uit de Gooise natuur. Bep Nijdam spoort haar lezers namelijk voortdurend aan om inspiratie in de natuur op te doen. Helaas vervalt ze af en toe in breedsprakigheid als ze verhaalt over de natuur die haar zelf heeft geïnspireerd. Neem bijvoorbeeld deze passage: “Begin augustus, in de allerdrukste vakantieweek, ontdekken we één van de stilste plekjes van Nederland. Het is zo dicht bij onze woonplaats, dat wij er nooit eerder zijn geweest en we vinden het bij toeval, zoals dat met de meest kostbare zaken van ons leven gebeurt. Bloemen verleiden ons de weg te verlaten die vanuit het kleine stadje de richting naar ons dorp aangeeft. Ze lokken ons binnen de wallen die het stadje omgeven, waar een sprookje tot realiteit wordt of de werkelijkheid in een sprookje verdwaalt. Onze verwonderde ogen zien er zoveel kleuren, dat we ons op een alpenwei wanen: honderden witte bereklauwen spreiden hun kanten schermen als precieuze parasols boven tere blauwe grasklokjes, lila Knautia en roze Engels gras.”[9] Ik stop hier, maar in het boekje gaat het nog een halve pagina zo door. En denk maar niet dat de schrijfster op enig moment verklapt waar dat heerlijke plukveldje zich precies bevindt. Ik vermoed op één van de vestingwallen van Naarden maar Bep Nijdam hield het opzettelijk vaag zodat zij alleen er grasklokjes kon gaan plukken. En wie zijn toch die wij? Bep en haar man Arie? Ook dat wordt nergens geëxpliceerd.

Het boekje van Bep Nijdam kreeg in de pers een redelijk welwillende onthaal. Lof was er met name voor de enthousiasmerende toon al ergerden sommige recensenten zich ook aan de weinig ter zake doende uitwijdingen en aan de wijze waarop de auteur “soms zo vrouwelijk van de hak op de tak springt”.[10] Als hedendaagse lezer erger ik mij vooral aan de tamelijk consequent doorgevoerde wij-vorm, waarvan ik nu eens denk: dat zijn Bep en haar echtgenoot, en dan weer denk: het is Bep alleen die op deze manier een band met de lezer probeert te smeden. Slechts heel incidenteel hanteert Bep Nijdam de eerste persoon enkelvoud, maar dat is meestal om er even in te komen aan het begin van een hoofdstuk. Na één of twee alinea’s vervalt ze dan weer in die ambivalente wij-vorm. Een briljant schrijfster mag Bep Nijdam dan niet zijn geweest, haar uitgangspunten en bloemarrangementen komen mij wel sympathiek voor: zoek het als bloemsierkunstenaar dicht bij huis, volg de seizoenen en wees vooral niet te pretentieus. Bloemschikken is een in wezen nutteloze activiteit met als enige doel het leven een beetje vriendelijker, vrolijker en aangenamer te maken.

klein voorjaarsarrangement van heermoes, madelieven en klein hoefblad in mos (foto Piet Hagenbeek)pastinaak, moerasspirea, stralend kruiskruid, hazepootjes met correopsis en afrikanen uit de tuin (foto Piet Hagenbeek) Een onderwerp dat in boeken over bloemschikken lange tijd compleet werd genegeerd is bloemsierwerk in kerkgebouwen. Bep Nijdam schreef hierover een artikel voor het opinieweekblad Hervormd Nederland en incorporeerde dit artikel in haar boekje. In oude monumentale kerken acht ze bloemenarrangementen overbodig. Dat is volgens haar net zoiets als een vrouw in klederdracht een corsage opspelden. In moderne kerkgebouwen bepaalt het interieur (kleur, lichtinval, etc.) wat voor bloemenarrangement passend is. Belangrijk is evenwel dat een arrangement altijd eenvoudig blijft. Al te fantasievolle composities leiden de aandacht namelijk af van de eredienst. Bloemen in de kerk moeten “ertoe bijdragen dat een bepaalde sfeer ontstaat, waarin men luisteren kan”.[11] Dienstbaar bloemschikken, zou je dat kunnen noemen. Het typeert mijns inziens Bep Nijdam. Hoewel ze zeker tot spectaculaire arrangementen in staat was – haar boekje bevat daarvan een paar mooie voorbeelden – was ze in wezen afkerig van het grote gebaar en hield ze het liever klein en eenvoudig. Van een drietal bladgroenloze heermoesstengels, wat madelieven, klein hoefblad en mos kon ze bijvoorbeeld een piepklein maar hoogst origineel voorjaarsstukje maken. Overigens maakt ditzelfde stukje tevens duidelijk dat Bep Nijdam zich ook grondig in de Japanse bloemsierkunst heeft verdiept.

 © Peter Zwaal, 2017

 

[1] Bep van der Linden-Nijdam, De Blauwe Bloem tussen droom en werkelijkheid. In: Rob Leopold & Rieteke Verel (samenst.), Blauwe bloemen (Zutphen : Terra, 1990) p.21-23.
[2] Leeuwarder Courant, 7 juni 1963. De titel van deze ingezonden brief is wellicht een verwijzing naar het destijds populaire anti-oorlogslied Where have all the flowers gone? van Pete Seeger (1919-2014).
[3] Leeuwarder Courant, 27 mei 1971 en 1 februari 1972.
[4] Haar artikelen over antiek publiceerde ze met name in het tijdschrift AntiekRevue (vanaf 1979 Kunst- en AntiekRevue). In de tijdschriften Onze Eigen Tuin en Oase heb ik artikelen over tuinieren en natuurbehoud van haar hand aangetroffen. Verder publiceerde ze met enige regelmaat in het opinieweekblad Hervormd Nederland en in het tijdschrift Wonen-TA/BK.
[5] Leeuwarder Courant, 15 maart 1967 en 2 maart 1970.
[6] Van der Linden-Nijdam schreef in de jaren zeventig ook een aantal boekjes voor de Actuele Onderwerpen-reeks van de Stichting IVIO maar deze werkjes zijn zo gering van omvang dat ze eigenlijk niet als boeken kunnen worden aangemerkt.
[7] E.J. van der Linden-Nijdam, Bloemen, planten en kruiden (Bussum : C.A.J. van Dishoeck, 1956). De 2e druk (1960), 3e druk (1961), 4e druk (1962), 5e druk (1964), 6e herziene druk (1969) en 7e druk (1971) verschenen bij Van Dishoeck onder de titel Bloemen schikken, planten verzorgen, kruiden kweken.
[8] De boeken uit deze reeks zijn herkenbaar aan hun geplastificeerde omslagen met illustraties van Rein van Looy (1910-1994), de man die ook meer dan een kwart eeuw de Pinkeltje-boeken van Dick Laan illustreerde.
[9] E.J. van der Linden-Nijdam, Bloemen schikken, planten verzorgen, kruiden kweken (Bussum : C.A.J. van Dishoeck, 1960) p.75. De geciteerde passage is omgezet in hedendaagse spelling.
[10] Algemeen Handelsblad, 14 juni 1956; Leeuwarder Courant, 22 juni 1956; Het Vrije Volk, 14 augustus 1962.
[11] E.J. van der Linden-Nijdam, Bloemen schikken, planten verzorgen, kruiden kweken (Bussum : C.A.J. van Dishoeck, 1960) p.63-65.