De ‘grand tour’ van Gerhard en Margarete Elias (1926)

Gerhard Elias als rector magnificus, 1936V.M.M. Elias-Schloß, circa 1930

Op donderdag 22 juli 1926 trekt de Delftse hoogleraar wisselstroomtheorie en theoretische elektriciteitsleer Prof. Dr. Jhr. Gerhard Joan Elias (1879-1951) de deur van zijn woning aan de Oude Delft 157 in het slot voor een vakantie van ruim acht weken. Via Parijs, Lyon en Grenoble trekt hij samen met zijn vrouw Viktoria Maria Margarete Schloß (1885-1975) de Franse Alpen in. Vandaar reizen ‘Geh’ en ‘Greta’ – zoals ze elkaar noemen – door naar Zwitserland waar ze aan het Vierwoudstedenmeer en in de Berner Alpen enkele weken tot rust komen. Via Frankfurt voert de reis tenslotte naar Greta’s geboortestad Berlijn, waar ze nog een flinke week aan hun vakantie vastplakken. Op 17 september 1926 keren ze weer terug in Delft. Waarschijnlijk is het voor de kinderloze Geh en Greta de langste vakantiereis die ze in hun veertigjarig huwelijk hebben ondernomen. Gewoonlijk duren hun vakanties slechts twee of drie weken. De reis is vermoedelijk gemaakt ter gelegenheid van hun vijftienjarige echtverbintenis. De reis per trein begint slecht: bij hun eerste overstap – in Rotterdam – geeft de kruier (‘witkiel’) die zich om de bagage van het echtpaar heeft bekommerd te weinig geld terug aan de professor. Dat leidt tot een extra kostenpost van een paar dubbeltjes, zo valt op te maken uit de aantekeningen van Geh, die de hele reis nauwgezet alle uitgaven noteert en ook bijna alle bonnetjes bewaart. Dankzij die nagenoeg volledige administratie valt de ‘grand tour’ van Geh en Greta tot in detail te reconstrueren.

22-28 juli 1926, Hotel Cusset, Parijs (Rue de Richelieu 95) – 536 Franse francs
28-30 juli 1926, Hotel-Restaurant de la Gare, Lyon (Place Carnot 16) – 85 Franse francs
30-31 juli 1926, Hotel du Désert, Saint-Pierre-de-Chartreuse – 174 Franse francs
31 juli-3 augustus 1926, Nouvel-Hotel, Grenoble (Rue Emile Gueymard 8) – 190 Franse francs
3-10 augustus 1926, Hotel de la Bérarde, Saint-Christophe-en-Oisans – 995 Franse francs
10-11 augustus 1926, Hotel-Pension des Alpes, La Grave – 128 Franse francs
11-12 augustus 1926, Chalet-Hotel des Glaciers, Col du Lautaret – 132 Franse francs
12-13 augustus 1926, Hotel International & Terminus, Modane – 55 Franse francs
13-14 augustus 1926, Chalet-Hotel de l’Iséran, Col de l’Iséran – 129 Franse francs
14-15 augustus 1926, kamer, Annecy – 46 Franse francs
15-17 augustus 1926, Hotel Terminus, Annecy – 310 Franse francs
17-19 augustus 1926, International Hotel, Chamonix – 310 Franse francs
19-20 augustus 1926, Hotel Glacier du Rhône, Gletsch (Route de la Furka) – 32 Zwitserse franken
20-30 augustus 1926, Hotel Mond, Beckenried – 258 Zwitserse franken
31 augustus-6 september 1926, Das Taubenhaus, Adelboden – 168 Zwitserse franken
6-8 september 1926, Hospiz Baseler Hof, Frankfurt (Wiesenhüttenplatz 25) – 22 Reichsmark
8-17 september 1926, familie Schloß, Berlijn

pagina met aantekeningen van Jhr. G.J. Elias inzake de vakantieuitgaven (14-20 juli 1926)nota L'Ane Rouge,  25 juli 1926Geh en Greta reizen zonder fototoestel maar kopen onderweg wel overal ansichtkaarten, waarvan het aankoopbedrag dan door Geh wordt genoteerd in zijn administratie (bestaande uit een paar losse notitieblaadjes en de achterzijde van enkele rekeningen). Eenmaal thuisgekomen zal Greta wel het voornemen hebben gehad om die kaarten in een plakboek of insteekalbum op te bergen maar daartoe is ze nooit gekomen. Samen met de financiële administratie en de bonnetjes worden de ansichtkaarten opgeborgen in een schoenendoos, waar ze nadien nog maar zelden uit worden opgediept. Ik heb me een dag lang uitstekend vermaakt met het ordenen en onderzoeken van de inhoud van die schoenendoos.

Natuurlijk kunnen de adellijke hoogleraar en zijn pronte echtgenote niet op een goedkoopje reizen. Geh en Greta reizen eersteklas en verblijven waar mogelijk in de betere hotels. In Parijs logeren ze in Hotel Cusset, in de Rue de Richelieu, waar een tweepersoonskamer 70 francs per nacht kost. Bijna 90 jaar later maakt dit nog altijd bestaande hotel deel uit van de Mercure-keten en kost een kamer er tenminste 145 euro. Op 25 juli 1926 dineren Geh en Greta in het beroemde etablissement l’Âne Rouge (De Rode Ezel) in de Avenue Trudaine (Montmartre), waar Geh bij de kalfzwezerik een fles Château Pape Clément (Grand Cru Classé de Graves) 1920 bestelt. Het zeven gangenmenu bestaat verder uit bisque (kreeft- of garnalensoep), tongfilet, cèpes à la bordelaise (eekhoorntjesbrood), kaas, aardbeien en koffie met likeur. De rekening bedraagt 166 francs en 50 centimes. Natuurlijk gaan Geh en Greta ook naar de opera. Hotel Cusset is namelijk op een steenworp afstand van de Place de l’Opéra. Het libretto van de operavoorstelling die ze bezoeken is na afloop van de vakantie ook in de schoenendoos met bonnetjes en ansichtkaarten terecht gekomen: Roméo et Juliette van Charles Gounod.

Na het verblijf in Parijs wordt de reis wat avontuurlijker. Met de trein reizen de echtelieden naar Lyon, waar ze zich opmaken voor een bezoek aan de Franse Alpen. Er worden met het oog op het hooggebergte allerlei kledingstukken (hemden, bretels, sokken, een cape) en toiletartikelen aangeschaft alsmede een paraplu. Via Grenoble brengen Geh en Greta vervolgens met de autobus een bezoek aan La Grande Chartreuse, het moederklooster van de Kartuizer monniken gelegen in Saint-Pierre-de-Chartreuse. Na een overnachting in Hotel du Désert trekken ze verder per autobus de Alpen in. In Saint-Christophe-en-Oisans nemen ze een week lang hun intrek in het prachtig gelegen Hotel de la Bérarde. De hotelrekening vertoont een grote regelmaat: daags 2 x ontbijt, 2 x lunch en 2 x diner. Geh en Greta gaan voor vol pension want in de omgeving zijn geen andere restaurants. Bij de lunch wordt koffie gedronken alsmede één glas rode of witte wijn (vermoedelijk door Geh), bij het diner wordt eveneens slechts één glas wijn geconsumeerd. Twee keer nemen Geh en Greta nog samen een likeurtje: de eerste maal Cointreau en de tweede maal Chartreuse. Na nog een aantal korte stops en een wat langer verblijf in Annecy steken ze per trein door naar de Zwitserse Alpen. Op 19 augustus 1926 arriveren ze in Gletsch. In zijn notitieblaadjes trekt Geh een streep gevolgd door de aantekening “Zwits. geld” om zichzelf eraan te herinneren dat de bedragen vanaf nu genoteerd worden in Zwitserse franken.

boekje Rigibahn, 25 augustus 1926Pfarrer Theodor Fliedner met Wally Möbius bij Taubenhaus, Adelboden, 1926De langste tijd in Zwitserland wordt doorgebracht in het dorpje Beckenried aan het Vierwoudstedenmeer, waar Geh en Greta in Hotel Mond logeren. Ook dat hotel bestaat nog steeds. Vanuit Beckenried ondernemen ze diverse excursies. Zo nemen ze de boot naar Vitznau, waar ze vervolgens met het tandradspoorlijntje naar de top van de Rigi gaan (25 augustus). Geh heeft dit tripje overigens als vrijgezel al eens eerder gemaakt tijdens een vakantie naar Zwitserland in 1907. Een paar dagen later nemen Geh en Greta de boot naar Luzern, waar ze iets gebruiken in Hotel-Restaurant Château Gütsch (28 augustus). Geh en Greta hebben in Beckenried wederom gekozen voor vol pension, hoewel dat hier niet echt nodig is. Er zijn wat kleine uitgaven voor versnaperingen en “vertering”, en voorts voor fooien, postzegels, zeep, kledingschoonmaak en een schoenreparatie. Erg spannend is het allemaal niet. Na tien dagen houden Geh en Greta het Vierwoudstedenmeer voor gezien en vertrekken ze naar Adelboden. Hier bereikt Greta het bericht dat haar bontje, dat ze enkele dagen eerder bij een bergwandeling verloren is, terecht is. De eerlijke vinder laat echter weten bovenop een vergoeding voor verzendkosten 5 Zwitserse frank aan vindersloon te willen hebben, zijnde 10% van de reële waarde. Geh vindt dat bedrag te hoog maar betaalt natuurlijk toch. Ook vanuit Adelboden worden enkele excursies ondernomen, onder andere naar de Cholerenschlucht. Opvallend is dat Geh en Greta in Adelboden hun intrek nemen in het eenvoudige chalet-pension Das Taubenhaus (De Duiventil). Het comfort van dit chalet, ooit gebouwd door de vrijzinnig-evangelische dominee Theodor Fliedner (1844-1933) als herstellingsoord voor zieken, is eigenlijk een beetje beneden de stand van Geh. Maar Greta – van veel eenvoudiger komaf dan haar echtgenoot – voelt zich wonderwel thuis in het Taubenhaus en kan het goed vinden met de bejaarde dominee, die net als zij Duitse wortels heeft. Eenmaal terug in Delft beveelt ze een verblijf in het Taubenhaus ook bij vrienden en bekenden aan.tekstboekje Haller-Revue, 15 september 1926

De lange vakantie eindigt in Berlijn, waar Geh en Greta via Frankfurt naar toe reizen. Geh blijft plichtsgetrouw alle uitgaven noteren maar omdat het echtpaar in Berlijn bij de familie van Greta logeert ontbreken rekeningen van hotels. Ook het aantal bonnetjes van restaurants is beperkt. Tenslotte ontbreken opvallend genoeg ook ansichtkaarten uit Berlijn. Maar daar is een verklaring voor aangezien die ansichtkaarten ongetwijfeld door Greta apart gehouden zijn. Ansichtkaarten en foto’s van haar geboortestad hebben haar bijzondere belangstelling en daarvan legt ze tijdens haar leven een grote collectie aan. Wel aangetroffen in de schoenendoos, en betrekking hebbend op het Berlijnse verblijf van Geh en Greta, is een tekstboekje van een revue, die beiden op 15 september 1926 in het Admiralspalast aan de Friedrichstraße hebben bezocht. An und… aus, luidt de titel van die revue. Een pikante afsluiting van de lange vakantie? Nee, allerminst: een programma met humoristische sketches, sentimentele liedjes en hooguit een hoop blote benen in plaats van zinnelijke erotiek. Die Nacht, die Nacht / Sie lockt, sie lacht / Laß’ uns in Sünd’ und Seligkeit durchleben / Durchbeben / Die Nacht.                                                  

© Peter Zwaal, 2015

Met dank aan Lex Haak voor alle afbeeldingen.