De dubbele Amstel-stoop : mastodont onder de Nederlandse bierflessen

stopen Algemeen Handelsblad, 18 juli 1937

Even aan een knopje draaien
En U tapt Uw eigen bier:
Het vermindert ergernissen,
Het vermeerdert bierplezier.

 

 

 

 

Met dit rijmpje van de populaire tekstdichter Clinge Doorenbos (1884-1978) introduceerde de Amstel-brouwerij in juli 1937 een nieuwe consumentenverpakking: de zogenaamde dubbele stoop. De dubbele stoop was een sifonfles met een inhoud van 10,5 à 11 liter, waarin 5 liter bier zat. Dat de fles slechts voor iets minder dan de helft gevuld was met bier, kwam omdat de overige ruimte nodig was voor koolzuurgas. Dat koolzuurgas deed dienst als drijfgas en als conserveringsmiddel. Net als de destijds bekende mineraalwatersifons (die overigens zelden gevuld waren met mineraalwater maar meestal koolzuurhoudend leidingwater bevatten) was ook de dubbele stoop van Amstel uitgerust met een inwendige glazen buis die tot op de bodem van de fles reikte en die middels een rubberen ring verbonden was met een metalen sifonkop. In het geval van de dubbele stoop had die glazen buis een lengte van maar liefst 38 cm. Anders dan de mineraalwatersifons, waarvan het spuitmechaniek in de metalen kop bestond uit een pedaal met veer, was de kop van de dubbele stoop voorzien van een draaiknop. Wanneer men deze knop opendraaide, begon er bier uit het kraantje te stromen.

Bijzonder was dat de dubbele stoop door Amstel zelf bedacht en ontwikkeld was. Geestelijk vader van de grootste en gewichtigste glazen consumentenverpakking die ooit in Nederland voor bier is gebruikt, was Amstel-werknemer A.H. Stomps. Vooralsnog ontbreekt helaas elke informatie over hem. Voor de ontwikkeling van de dubbele stoop werkte Stomps nauw samen met verschillende Nederlandse bedrijven. Voor het blazen van de sifonflessen uit halfwit glas werd in eerste instantie de N.V. Nederlandsche Fabriek van Demyons Korfflesschen en Ballons (Tiel) aangezocht. De proefflessen die door deze glasfabriek werden vervaardigd bleken echter niet sterk genoeg. Gevraagd was om sifonflessen met een holle bodem die een constante atmosferische overdruk van 2,5 ato aankonden. Bij proefnemingen bleken de Tielse sifonflessen soms echter al te bezwijken bij een atmosferische overdruk van 1,9 ato. Door tussenkomst van N.V. Pont’s Glasgroothandel (Amsterdam) werd vervolgens de N.V. Nederlandsche Glasfabriek Leerdam benaderd. In Leerdam besloot men al snel naast proefflessen met een holle bodem ook enkele flessen van vergelijkbaar gewicht met een vlakke bodem te blazen. De sifonflessen met vlakke bodem bleken wel aan de sterkte-eisen te voldoen. Zodoende besloot Amstel in zee te gaan met Leerdam. Begin 1937 werd een eerste bestelling geplaatst van 10.000 stuks à ƒ 1,40. Omdat de sifonflessen mondgeblazen waren, kon Leerdam hooguit een productie realiseren van 100 stuks per dag. Voor de vervaardiging van de glazen buizen in het inwendige van de sifonfles deed Amstel een beroep op de N.V. Vereenigde Instrumentenhandel v/h G.B. Salm en P.J. Kipp & Zonen (Amsterdam), een bedrijf dat gespecialiseerd was in de productie van laboratoriumglaswerk. De rubberen afdichtringen werden betrokken van N.V. Rubberfabriek Vredestein (Loosduinen). Leerdam zorgde voor het ‘bemanden’ van de sifonflessen. Dat bemanden was enerzijds noodzakelijk om te voorkomen dat brouwerijpersoneel, bierhandelaren en consumenten gewond zouden raken door rondvliegend glas als een dubbele stoop onverhoopt toch zou bezwijken. Anderzijds diende de bemanding ook om de dure stopen te beschermen tegen onzorgvuldige ‘handling’ (ruw neerzetten) en tegen het transport op hobbelige wegen. Het bemanden van de sifonflessen werd door Leerdam uitbesteed aan mandenvlechters uit Culemborg en IJsselstein. Helaas is niet bekend welk (Nederlands?) metaalbedrijf de sifonkoppen met draaiknop en kraan heeft gemaakt. Het assembleren van de dubbele stopen gebeurde in de Amstel-brouwerij aan de Mauritskade.

In het eerste halfjaar dat de dubbele stoop op de markt was (juli t/m december 1937) ging deze verpakking 28.993 maal over de toonbank; 84% van de dubbele stopen was gevuld met Amstel Pilsener en 16% met Amstel Bock. Het jaar daarop vonden 61.795 dubbele stopen hun weg naar de consument en werd naast Pilsener (86%) en Bock (7%) ook Münchener (7%) op stoop gebotteld. In 1939 viel de afzet een klein beetje terug (58.541 exemplaren) hoewel dat jaar ook het speciale Meibier op stoop verkrijgbaar was. Naoorlogse afzetgegevens zijn niet bekend. Met de dubbele stoop richtte Amstel zich op consumenten die thuis een feestje gaven en die hun gasten graag een zelfgetapt glas bier wilden voorzetten. In een introductiefolder werden de voordelen van deze kampioen onder de bierflessen door een tekstschrijver van reclamebureau Philip van Alfen als volgt verwoord: “De Amstel-brouwerij zendt U als het ware ’n klein brouwerijtje thuis… met een capaciteit van 5 liter heerlijk, dorstlessend Amstel bier! […] De dubbele Amstel-stoop wordt op de Amstel-brouwerij gevuld en door Uw bierhandelaar voor een matige prijs thuisbezorgd. De dubbele Amstel-stoop is in ’n bak met ijs of een emmer koud water heel gemakkelijk te koelen. […] Door de mazen van het rieten vlechtwerk ziet U precies hoeveel genot u nog te wachten staat.” Consumenten die bij een bierhandelaar een dubbele stoop bestelden, kregen een speciale onderlegger bijgeleverd met een doorsnede van 26 cm. In kringen van bierviltjesverzamelaars geldt deze onderlegger thans als een zeer begerenswaardig object.

Andere biersifons

Het Nieuws van den Dag, 15-11-1905.De benaming dubbele stoop verwees uiteraard naar de inhoud van de sifonfles. In de volksmond werd onder een stoop een stenen kruik verstaan met een inhoud van ongeveer 2,4 liter. Kruiken met een dergelijke inhoudsmaat waren honderden jaren lang gebruikt (en hergebruikt) voor opslag en transport van jenever, bier en andere vloeistoffen. Hoewel de dubbele Amstel-stoop beschouwd kan worden als de voorloper van de huidige thuistap-apparaten voor bier, was de dubbele stoop allerminst het eerste apparaat in zijn soort. Welbeschouwd was ook het innovatieve gehalte van de dubbele Amstel-stoop niet al te hoog. Glazen sifons voor bier waren al aan het eind van de negentiende eeuw bekend. In Duitsland bottelde een bedrijf dat luisterde naar de naam Bier Syphon A.G. (Cassel) allerhande soorten en smaken bier op glazen sifons. Deze Duitse sifons, die eveneens 5 liter bier bevatten, zijn vanaf 1897 ook een tijdlang in Amsterdam verkocht door de Firma Schmidt & Polman handelend onder de naam Bier Syphon Compagnie Concordia. Naast buitenlandse bieren als Münchener Löwenbräu en Pilsener Urquell werden door Bier Syphon Compagnie Concordia ook verschillende Amstel-bieren op sifon gebotteld. Uit bewaard gebleven verkoopboeken van de Amstel-brouwerij (thans beheerd door de Stichting Heineken Collection) blijkt dat Bier Syphon Compagnie Concordia in de eerste jaren van de twintigste eeuw een belangrijke afnemer was van Amstel-bieren.

In 1905 werd Concordia overgenomen of voortgezet door B. Moerbeek Jr., één van de grootste hoofdstedelijke bottelaars van Amstel-bieren. Moerbeek heeft vervolgens nog tot en met 1913 geadverteerd voor Amstel-bieren op sifon. Waarschijnlijk heeft de Eerste Wereldoorlog het (voorlopige) einde ingeluid van de verkrijgbaarheid van Amstel-bieren op sifon. Niet ondenkbaar is dat de onderdelenvoorziening van de Duitse biersifons (rubbers, glazen buizen, metalen sifonkoppen) naarmate de oorlog zich voortsleepte steeds problematischer werd. Daarbij deden sterk stijgende bierprijzen, in combinatie met een dalende kwaliteit, de bierafzet sowieso geen goed. Voor zeer veel consumenten was het in 1917 en 1918 niet langer weggelegd om achteloos een biertje te bestellen in het café, laat staan bij een bierhandelaar een sifon van 5 liter te bestellen in de wetenschap dat dat bier ook nog eens van oorlogskwaliteit was. Na afloop van de Eerste Wereldoorlog heeft voor zover bekend geen enkele Amsterdamse bierhandelaar de biersifon weer in ere hersteld. De destijds bekende maar thans volkomen vergeten literator Jan Walch (1879-1946) beschreef op 1 september 1923 in zijn dagelijkse rubriek in dagblad Het Vaderland hoe hij een Amsterdammer vergeefs een sifon met bier hoorde bestellen. De reactie van Walch hierop: “’n Syphon bier….. daar had ik eigenlijk ’t laatst van gehoord…” Dat Walch zijn zin niet afmaakt kan alleen maar betekenen dat de biersifon in 1923 al heel wat jaren van het Nederlandse toneel verdwenen was.

Nieuwe Rotterdamsche Courant, 17-11-1916.Globus-biersifon van Heineken-agent Jan Pieneman (Utrecht).Exemplaar van dezelfde biersifon in het Likeur & Fris Museum (Hilvarenbeek). Behalve glazen biersifons van Duitse makelij zijn in Nederland ook diverse metalen biersifons van Duitse makelij in omloop geweest. Al in 1909 adverteerde N.V. Handelmaatschappij v/h J.A. van Olffen, de Rotterdamse agent van bierbrouwerij Van Vollenhoven (Amsterdam), voor sifons met een inhoud van 5 liter Van Vollenhoven Pilsener en Bock. Een andere metalen biersifon, die in de jaren dertig ingang vond in Nederland, was de zogenaamde Globus Selbstschänker. Dit gepatenteerde apparaat werd vervaardigd door het bedrijf Roesler & Co. G.m.b.H. (Leipzig) dat aan de weg timmerde onder de naam Deutsche Siphon-Gesellschaft. Verschillende Nederlandse bierhandelaren hebben op eigen initiatief, dus zonder bemoeienis van een brouwerij, een aantal van deze thuistap-apparaten aangeschaft en in gebruik genomen. Helaas is onduidelijk welke sifon in Nederland eerder verkrijgbaar was: de dubbele Amstel-stoop of de Globus Selbstschänker. Hoe dan ook was de Globus Selbstschänker bij lange na niet zo succesvol als de dubbele stoop. Dat kwam omdat Amstel de enige brouwerij was die bereid bleek te investeren in aanschaf en onderhoud van een groot aantal biersifons. De andere grote Nederlandse brouwerijen lieten het aan hun agenten over om zich al dan niet te begeven in het marktsegment van het thuistapbier.

Tot besluit 

De dubbele stoop is tot ver in de jaren zestig door de Amstel-brouwerij gebruikt, al werden op het laatst bij Leerdam geen nieuwe exemplaren meer besteld. Toen Amstel in 1968 door concurrent Heineken werd overgenomen, was het prompt afgelopen met deze inmiddels tamelijk gedateerd ogende verpakking. Aan het verdwijnen van de dubbele stoop werden geen sentimentele of boze beschouwingen gewijd. Bierhandelaren en consumenten schenen de dubbele stoop niet of nauwelijks te missen. Gek eigenlijk, dat het verdwijnen van zo’n mastodont destijds zo onopgemerkt is gebleven.

© Peter Zwaal, 2010

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in: De Oude Flesch : glashistorisch tijdschrift 32 (2010) 123 (4e kwartaal) p.20-22.