Geboren: 27 december 1871 te Groningen
Overleden: 4 februari 1958 te Palo Alto (California, Verenigde Staten)
Zoon van: Calmer Gerson Polak (1840-1922), handelaar in koloniale waren en distillateur, en Barta Roos (1845-1930)
Kleinzoon van: Gerson Nathan Polak (1803-1872), handelaar in koloniale waren en slijter, en Eltje Calmer Norden (1808-1863)
Religie: Joods
Woonplaats: Groningen, Nice (Frankrijk), Den Haag en Palo Alto (California, Verenigde Staten)
Gehuwd met: Magdalena Esther Hollander (1873-1958) op 12 juli 1900
Kinderen: Bertha Davida (Berthy) (1901-1942), Ella Paulina (1904-1951) en Carolina Magdalena (1909-1959)
Bedrijf: Firma C. Polak Gzn. / N.V. Distilleerderij, Likeurstokerij, Limonade- en Extractenfabriek van C. Polak Gzn.
Kort na 1830 komt in de veenkoloniën van Oost-Groningen een nieuwe bedrijfstak tot bloei: die van de brandewijnstokerijen. Uit aardappelen wordt brandewijn gedistilleerd, die verkocht wordt aan likeur- en jeneverproducenten in de eigen regio en elders in Nederland. In 1840 zijn er al 17 brandewijnstokerijen in de provincie Groningen actief. Daarna zet het verval in omdat de uit aardappelen gestookte Groningse brandewijn het in prijs en vooral ook kwaliteit aflegt tegen de uit gerst en rogge gestookte moutwijn uit Schiedam. Slechts enkele Groningse brandewijnstokerijen (in Hoogezand, Sappemeer, Slochteren en Wildervank) slagen erin te overleven. Zij bedienen met hun aardappelbrandewijn vooral likeur- en jeneverproducenten in de stad Groningen. Vanaf ongeveer 1865 gaan de twee grootste veenkoloniale brandewijnstokerijen (die in Hoogezand van de familie Van Calcar en die in Sappemeer van Willem Albert Scholten) over op het gebruik van melasse als grondstof voor de bereiding van alcohol (‘melassespiritus’). Melasse is een restproduct dat ontstaat bij de raffinage van suiker uit suikerbieten. De melassespiritus vindt aftrek bij een groeiend aantal bedrijfjes – niet alleen in de stad Groningen maar ook elders in de provincie – dat zich toelegt op de productie van likeuren, bitters en jenevers. Deze alcoholhoudende dranken worden aanvankelijk slechts lokaal en regionaal verkocht.
Eén zo’n kleine Groningse distilleerderij waar bitters en likeuren worden gestookt is het bedrijf van Calmer Gerson Polak. Polak is afkomstig uit Wildervank, waar veel leden van de joodse gemeenschap net als in het naburige Veendam actief zijn in de veehandel en het slagerswezen. Zoniet Polaks vader, die in Wildervank een winkel drijft waarin naast diverse koloniale waren ook gedistilleerde dranken worden verkocht. Na zijn verhuizing naar Groningen (1866) opent Calmer Polak in 1867 aan de Rademarkt een soortgelijke winkel. Gaandeweg gaat Calmer zich in Groningen steeds meer toeleggen op de handel in gedistilleerde dranken. Vermoedelijk is hij deze producten al heel snel ook zelf gaan vervaardigen. Een belangrijke lokale concurrent, vanaf 1884, is de firma Catz & Zoon van Pekela. Dit eveneens joodse bedrijf, van oorsprong afkomstig uit Nieuwe Pekela, weet met haar producten niet alleen een deel van de Groningse markt te veroveren maar heeft ook landelijk succes met een bitter dat verkocht wordt onder de naam Catz Elixer. De zegetocht van het Catz Elixer (door consumenten vooral gebruikt om druppelsgewijs jenever op smaak te brengen) wordt aandachtig en leergierig gadegeslagen door David Polak, tweede zoon van Calmer Polak, die vanaf 1887 zijn vader in het bedrijf op tal van terreinen terzijde staat. David Polak ontwikkelt een fijn gevoel voor verkoopbevordering (marketing zouden we tegenwoordig zeggen). Hij laat zich kennen als een pleitbezorger van reclame en streeft naar een grotere onderscheidingskracht van de dranken die door het bedrijf worden vervaardigd. Een bitter onder de naam Polak’s Levens-Elixer vindt ook buiten Groningen aftrek (in Leeuwarden wordt het bijvoorbeeld verkocht door de firma Bokma) maar toch is dit product bij lange na niet zo succesvol als Catz Elixer. Het echte verkoopsucces begint pas als vader en zoon Polak zich op de productie van limonadesiropen storten, wat in wezen alcoholvrije likeuren zijn. Voor een in 1898 gelanceerde limonadesiroop onder de naam Kroonkwast bedenkt David Polak een reeks van promotionele activiteiten die de afzet van het product zeer ten goede komen. Een ander alcoholvrij product waarvan dankzij reclame en promotie steeds grotere volumes worden verkocht is een vloeibaar koffie- en cichorei-extract genaamd Mokka-C.P. Eén eetlepel in een beker warme melk of water geeft een op koffie gelijkende drank.
In 1900 benoemt Calmer Polak zijn zoon David tot mededirecteur van de firma C. Polak Gzn. Negen jaar later trekt Calmer zich volledig uit de zaak terug en wordt David de enige eigenaar. Het bedrijf is inmiddels verhuisd van de Rademarkt naar de Oosterstraat. In 1906 wordt de leegstaande leerlooierij van Otte Lammerts (1840-1922) aan de Singelweg gekocht. Dit pand met zijn karakteristieke droogzolders wordt verbouwd tot distilleerderij. In het pand, gelegen op het gedeelte van de Singelweg dat later wordt herdoopt in Petrus Camperssingel, wordt ook een afdeling ingericht waar vloeibare geur- en smaakstoffen (essences) worden vervaardigd. Deze essences worden niet alleen in eigen dranken verwerkt maar onder de naam Gruno ook aan andere likeurstokerijen en limonadefabriekjes verkocht. In Groningen behoort de familie Polak tot de gegoede middenstand. De Polaks bewegen zich vooral in het milieu van andere gegoede joodse families maar onderhouden ook vriendschappelijke en zakelijke contacten met niet-joden. Davids oudste zuster Marianne (1870-1931) trouwt met de Winterswijkse textielfabrikant Meijer Poppers (1864-1933) en zijn jongere zuster Lea (1878-1943) met de Groninger oogarts Eliazar Hildesheim (1868-1936). Deze beide zwagers van David zijn zeer actief in de Nederlandsche Zionisten Bond (NZB). Ook David Polak is lid van de NZB. Anders dan zijn zwagers verricht hij echter geen bestuurlijk werk binnen deze bond. In 1909 is David één van de hoofdrolspelers in een conflict dat binnen de joodse gemeenschap van Groningen tot grote verdeeldheid leidt. Het conflict draait om de vraag of het zionisme strijdig is met de joodse religie, zoals de Groningse opperrabbijn Eliëzer Hamburg beweert. In tegenstelling tot de opperrabbijn is David Polak de mening toegedaan dat zionisten wel benoemd moeten kunnen worden in kerkelijke ambten. Hij stelt zichzelf verkiesbaar voor de kerkenraad maar verliest van de anti-zionistische kandidaat. Als het conflict vervolgens op een afscheiding van de zionisten dreigt uit te lopen draait de opperrabbijn bij, waardoor David Polak zich uiteindelijk toch de morele winnaar mag noemen. Dat David Polak zich allesbehalve verschanst in de joodse gemeenschap, blijkt uit het feit dat hij één van de initiatiefnemers is achter de totstandkoming van de Noordelijke Vereeniging van Likeurstokers, Wijnhandelaren, Limonade- en Vruchtenwijnfabrikanten (1915). Deze brancheorganisatie van drankenproducenten uit Groningen, Friesland en Drenthe tracht door prijsafspraken en uniforme leveringsvoorwaarden de concurrentie in goede banen te leiden.
Een veel geïmiteerd succesartikel
Fima C. Polak Gzn. wordt in 1916 omgezet in de N.V. Distilleerderij, Likeurstokerij, Limonade- en Extractenfabriek van C. Polak Gzn. In datzelfde jaar wordt de afdeling waar de Gruno-essences worden vervaardigd afgesplitst en vanuit Amsterdam voortgezet door Salomon Abraham Wijzenbeek (1890-1968), die bij Polak verantwoordelijk was voor de verkoop van deze artikelen. Een verzelfstandigd Gruno wordt meer kans op succes toegedicht dan wanneer het onder de paraplu van Polak blijft opereren. Veel likeurstokerijen en limonadesiroopfabrieken hebben er namelijk moeite mee essences te betrekken van een concurrent. Overigens blijft de N.V. C. Polak Gzn. nog jarenlang een grootafnemer van Gruno-essences. In 1920 introduceert David Polak een merkartikel waarvan de omzet al snel die van alle andere producten van het bedrijf overvleugelt. Het betreft een vruchtenlimonadesiroop genaamd Ranja-C.P. De merknaam verwijst naar het Spaanse woord voor sinaasappel (naranja). De introductie van Ranja-C.P. gaat gepaard met een voor die tijd ongekend reclameoffensief. Voor het eerst mikt David Polak ook op een bovenregionale afzet. Hiertoe worden vertegenwoordigers aangesteld die Ranja-C.P. aan levensmiddelen- en drankengrossiers in heel Nederland weten te slijten. De reclamecampagne voor Ranja-C.P. valt op door het gebruik van advertenties die de signatuur dragen van bekwame illustratoren als Johanna Coster (1893-1960) en Dirk Hart (1898-1986). Vanaf 1924 wordt de reclamecampagne opgebouwd rond een fantasiefiguurtje met een sinaasappelhoofd waarop een vruchtenpers als hoedje prijkt. In hetzelfde jaar dat dit reclamefiguurtje tot leven wordt gewekt, wordt de merknaam Ranja-C.P. ingekort tot Ranja. De reden van deze inkorting is merkenrechtelijk van aard: het woord Ranja en de afkorting C.P. laten zich elk afzonderlijk beter tegen merkinbreuk beschermen dan in combinatie met elkaar. Niet alleen de merknaam van Ranja vindt veel navolging. De zogenaamde ringfles waarin Ranja wordt gebotteld groeit uit tot de ongeschreven verpakkingsstandaard voor limonadesiroop in Nederland. Het bijzondere van deze fles is de ongeëvenaarde volume-expressie: er lijkt veel meer in te zitten dan er in werkelijkheid in kan. Het verkoopsucces van Ranja doet N.V. C. Polak Gzn. uitgroeien tot het grootste drankenproductiebedrijf van Noord-Nederland. Eind jaren twintig werken er in de fabriek aan de Petrus Camperssingel zo’n 150 mensen.
Als Amsterdam in 1928 het toneel is van de Olympische Spelen is Ranja, als bekendste alcoholvrije dorstlesser van Nederland, vanzelfsprekend van de partij. In de buffetten rond het Olympisch Stadion wordt ook het dan in Nederland nog onbekende product Coca-Cola verkocht. Of David Polak de marktpotentie van koolzuurhoudende frisdranken als Coca-Cola heeft onderkend is helaas niet bekend. Eind 1931, kort na zijn zestigste verjaardag, trekt David Polak zich terug uit de dagelijkse leiding van het bedrijf en wordt president-commissaris. Met de directie van het bedrijf wordt de uit Wildervank afkomstige Herman Sanders (1882-1944) belast, die al sinds 1901 aan het bedrijf verbonden is en sinds 1916 de positie bekleedt van procuratiehouder. David Polak vestigt zich met zijn vrouw in Nice. Onder Sanders’ leiding wordt in Groningen een begin gemaakt met de productie van koolzuurhoudende frisdranken. In 1935 wordt het product Ranja-Soda geïntroduceerd, een vruchtenlimonade die de strijd aanbindt met snel aan populariteit winnende frisdranken als Coca-Cola en Hero Perl. Voor de distributie van Ranja-Soda wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten met N.V. Brouwerij d’Oranjeboom (Rotterdam). Voor het welslagen van Ranja-Soda is een goede toegang tot het horecakanaal namelijk een absolute vereiste. Oranjeboom beschikt over een landelijk verkoopapparaat van zelfstandige agenten/drankengroothandelaren, die bij hun rondgang langs café’s naast bier ook Ranja-Soda kunnen verkopen. In april 1939 treedt David Polak, op dat moment woonachtig in Den Haag, terug als president-commissaris. Kort daarop emigreert hij met zijn vrouw en zijn jongste dochter en haar gezin naar de Verenigde Staten.
Na de bezetting van Nederland door de Duitsers wordt de joodse directeur Herman Sanders op 31 december 1940 tot aftreden gedwongen. De binnen het bedrijf opgeklommen Cornelis Henricus Antonius ten Berge (1899-1961) volgt hem op. In 1942 krijgt het bedrijf een Duitse bewindvoerder en worden bijna alle joodse werknemers ontslagen. Misschien is het toeval, maar niet lang daarna legt een brand een flink deel van het bedrijf in de as. Na de oorlog vernemen David Polak en zijn vrouw dat een groot deel van hun naaste verwanten door de Duitse bezetter is vermoord in de concentratiekampen. Davids zusters Lea en Mietje Jacoba (1879-1943) zijn gestorven in Auschwitz en Sobibor evenals enkele van hun kinderen. Andere familieleden is dit lot bespaard gebleven maar ook zij hebben de oorlog niet overleefd. Davids zuster Emilie (1873-1942) is in augustus 1942 overleden in de Joodse psychiatrische inrichting ‘Het Apeldoornsche Bos’, vijf maanden voordat de overige bewoners en het personeel van deze inrichting naar Auschwitz worden afgevoerd. Het verlies dat de Polaks vermoedelijk het zwaarst heeft aangegrepen is dat van hun dochter Berthy en haar vier oudste kinderen. Berthy, een niet-praktiserend juriste, is gehuwd met George Stephan de Kadt (1897-1942). Deze briljante chemicus staat aan het hoofd van het laboratorium van de Coöperatieve Condensfabriek Friesland (Leeuwarden) en ontwikkelt een procédé om een kunststofvezel uit caseïne te vervaardigen (‘melkwol’). Om aan arrestatie en deportatie naar Westerbork te ontkomen dient De Kadt in juli 1942 zichzelf, zijn vrouw en zijn vier oudste kinderen een vergif toe. Alleen jongste zoon David-Jan, een baby van een half jaar, wordt ter onderduik meegegeven aan de kinderjuffrouw. David-Jan de Kadt (1941-1965) groeit op als het kind van deze toegewijde kinderjuffrouw en verneemt pas als tiener hoe de vork precies in de steel zit. Vanaf 1951 woont hij met zijn ‘moeder’ in Menlo Park, Californië, in de onmiddellijke nabijheid van zijn grootouders en overige familie.
David Polak bemoeit zich na de oorlog nauwelijks meer met het bedrijf dat nog steeds zijn eigendom is. Hij is niet bereid naar Nederland terug te keren. De directie van het bedrijf moet hem indien nodig maar in Palo Alto komen opzoeken of schriftelijk overleg plegen. In 1950 wordt in Hilversum een tweede fabriek geopend voor de productie van Ranja-Soda. Als directeur Kees ten Berge duidelijk maakt dat voor verdere groei van het bedrijf geld nodig is, besluit Polak in 1951 zijn aandelen te verkopen aan Oranjeboom. De naam van het bedrijf wordt daarna gewijzigd in C.P.-Fabrieken N.V. In 1957 weet Oranjeboom een licentie te verwerven voor de productie en verkoop van Coca-Cola in Noord-Nederland. Als gevolg daarvan wordt de nevenvestiging in Hilversum weer opgedoekt en de bottellijn overgebracht naar Groningen. De productie en verkoop van Coca-Cola, ondergebracht in een aparte vennootschap genaamd Noord-Nederlandse Bottelmaatschappij N.V., overtreft al spoedig die van de gezamenlijke C.P.-producten. David Polak heeft daar waarschijnlijk geen weet meer van gehad, zoals hij vermoedelijk ook onkundig is gebleven van het feit dat nieuwe warenwettelijke bepalingen inzake de toepassing van kleurstoffen (1956) de van origine knaloranje Ranja letterlijk doen verbleken. David Polak overlijdt in februari 1958 in Palo Alto, dertien dagen later gevolgd door zijn vrouw.
David Polak heeft met vaardige hand een kleine distilleerderij met een voornamelijk plaatselijke afzet weten uit te bouwen tot het grootste drankenproductiebedrijf van Noord-Nederland, waarvan vooral de limonadesiropen ook buiten de eigen regio zeer in trek zijn. Dat de merknaam Ranja na introductie snel uitgroeit tot soortnaam, en dat limonadesiroop ook thans nog door veel Nederlanders als ranja wordt aangeduid, is voor een belangrijk deel te danken aan de impact en effectiviteit van de reclame- en promotiecampagnes die door David Polak zijn geïnitieerd.
© Peter Zwaal, 2011, 2019
Een enigszins verkorte versie van dit artikel verscheen in: Nederlandse ondernemers 1850-1950 : Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel / red. Joop Visser, Matthijs Dicke & Annelies van der Zouwen (Zutphen : Walburg Pers ; Rotterdam : Stichting Ondernemersgeschiedenis, 2011) p.82-87
Archieven
Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven: documentatiemateriaal C. Polak, toegangsnr. 1774, inventarisnr. 1444; genealogische gegevens betreffende de familie Polak, bouw- en hinderwetvergunningen, gemeentelijke adresboeken, krantenartikelen
Literatuur
Hoekstra-Klein, Wik, Jaap Hoekstra en Peter Zwaal, Van oude merken, de dingen die voorbijgaan : over de restauratie van een reclameschildering in Delft (Delft : eigen beheer, 2005)
Hofman, Beno, en Maaike Borst, Drankproat : Square en het Gronings gedistilleerd (Groningen : Square Dranken, 2006)
Lettinck, Han, De joodse begraafplaatsen in de provincie Groningen : klein en groot zijn daar gelijk (Bedum : Profiel, 2009)
Plat, Tom, De familie Polak : C. Polak en A.J. Polak, de ‘natte’ en de ‘droge’ (Groningen : eigen beheer, 2009)
Poel, Stefan van der, Joodse stadjers : de joodse gemeenschap in de stad Groningen, 1796-1945 (Assen : Van Gorcum, 2004) [Groninger historische reeks ; 26] [Bouwstoffen voor de geschiedenis van de joden in Nederland ; 11]
Schrover, Marlou, ‘Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder : joodse ondernemers in de voedings- en genotmiddelenindustrie’, in: Hetty Berg, Thera Wijsenbeek, Eric Fischer (red.), Venter, fabriqueur, fabrikant : joodse ondernemers en ondernemingen in Nederland, 1796-1940 (Amsterdam: Joods Historisch Museum ; NEHA, 1994) p. 160-190
Zwaal, Peter, en Johan Soetens, Frisdranken in/uit de kunst (Rotterdam : Vereniging Nederlandse Frisdranken Industrie, 2006)