Een tip – vermoedelijk van een Amsterdamse caféhouder – leidt op 2 november 1951 tot de aanhouding van twee broers uit Weesp. Ambtenaren van de douanerecherchedienst hebben de broers van 28 en 24 jaar dan al enkele dagen onopvallend geschaduwd. Als de broers zich per auto op weg naar Amsterdam begeven, wordt hen door de rijkspolitie in Diemen de weg versperd. In de auto worden twee metalen containers met in totaal 45 liter alcohol van 94% aangetroffen. Onderworpen aan een streng verhoor bekennen de broers op de zolder van hun ouderlijk huis aan de Herensingel te Weesp een clandestiene stokerij te hebben ingericht. Bij de daaropvolgende huiszoeking worden twaalf glazen distilleerkolven alsmede een hoeveelheid van 600 liter gistende vloeistof aangetroffen. Jan Smit (1923-2004), de oudste van het tweetal, blijkt enige tijd als laboratorium-assistent werkzaam te zijn geweest bij de Keuringsdienst van Waren te Amsterdam. Hij bekent degene te zijn die de distilleerinstallatie heeft aangelegd en geeft ook toe de gasleiding te hebben afgetakt om zo de installatie, buiten de gasmeter om, te kunnen stoken. De clandestiene stokerij is volgens Jan en zijn jongere broer Nico Smit (1927) sinds juli 1950 operatief. Een onderzoek van het gemeentelijk gasbedrijf brengt evenwel aan het licht dat al drieënhalf jaar lang clandestien gas aan het leidingnet wordt onttrokken. Waar de beide broers beweren gedurende anderhalf jaar uit suiker ongeveer 2.000 liter alcohol van 94% te hebben gestookt, houdt de douanerecherche het op een productie van 7.000 à 10.000 liter in drieënhalf jaar tijd.
Op 6 januari 1953 verschijnen de gebroeders Smit en hun vader, de 59-jarige timmerman Theo Smit, voor de rechtbank te Amsterdam. Op grond van aantekeningen die zijn aangetroffen in de administratie van de broers wordt vader Theo van medeplichtigheid verdacht. Voor de rechtszitting is de hele in beslag genomen inventaris van de clandestiene stokerij overgebracht naar de grote wachtkamer van het Paleis van Justitie, zodat deze inventaris door de president van de rechtbank, en alle andere aanwezigen, met eigen ogen kan worden aanschouwd. Journalisten tekenen op dat de wachtkamer van het Paleis van Justitie is vergeven van een “ademonterende” dranklucht en dat de rechtszitting verloopt in een“half-alcoholische sfeer”. Een ander opvallend gegeven is dat een ambtenaar van de dienst accijnzen, die ter rechtzitting optreedt als getuige-deskundige, laat weten dat het hem “aan het hart [is] gegaan deze prachtige installatie af te breken”. De stookinstallatie van de gebroeders Smit is inderdaad bijzonder. De meeste clandestiene stokerijen die worden ontdekt beschikken over veel primitiever apparatuur.
Jan en Nico Smit bekennen schuld maar weigeren te vertellen aan wie ze de gestookte alcohol hebben verkocht en wie hun suikerleverancier is. Voorts beweren ze niets aan hun activiteiten te hebben verdiend: alle verdiensten zijn teruggeploegd in het bedrijf, waarin ongeveer 10.000 gulden is geïnvesteerd. Beide broers blijven erbij dat hun stokerij maar anderhalf jaar operatief is geweest en zeggen dat hun vader wel weet had van de stokerij maar er verder part noch deel aan heeft gehad. De advocaat van de verdachten meldt de rechtbank nog dat Jan, die in de oorlog in Duitse gevangenschap heeft verkeerd, het niet kon verkroppen bij de Keuringsdienst van Waren een Duitser als directe chef te hebben gekregen. Uit onvrede zou Jan daarom zijn ‘eigen bedrijf’ zijn begonnen. Nico zou na het vervullen van zijn militaire dienst werkloos zijn geraakt en daarom maar bij zijn broer ‘in de zaak’ zijn gekomen. De rechtbank beschouwt deze verzachtende omstandigheden als niet ter zake doende en veroordeelt beide broers op 20 januari 1953, conform de eis van het openbaar ministerie, tot tien maanden gevangenisstraf. Vader Theo krijgt vier maanden wegens het gelegenheid geven tot clandestien stoken. De gevangenisstraf van beide broers wordt met nog twee maanden verhoogd wegens het clandestien verbruik van gas. De in beslag genomen installatie wordt verbeurd geklaard.
Omdat zij de opgelegde straffen te zwaar achten tekenen vader en zoons hoger beroep aan. Hun advocaat verzoekt het gerechtshof te Amsterdam op 16 juni 1953 om strafvermindering vanwege de lange tijd (ruim een jaar) die verstreken is tussen de ontdekking van de stokerij en de berechting van de verdachten. Vader Theo is wegens ziekte niet bij de behandeling van het hoger beroep aanwezig. Volgens zijn zoons, die wederom beklemtonen dat zij alleen schuldig zijn, is hun vader zo ernstig ziek dat een gevangenisstraf voor hem zou neerkomen op de doodstraf. De poging van de gebroeders Smit om hun zieke vader vrij te pleiten maakt op journalisten een ‘sportieve’ indruk. Dat de broers ook voor het hof blijven weigeren hun afnemer te noemen – die in hun administratie slechts vermeld staat met de hoofdletter V. – is wellicht ook door een bepaalde erecode ingegeven. Het gerechtshof te Amsterdam bevestigt op 30 juni 1953 de door de rechtbank opgelegde vonnissen. Het vonnis van vader Theo wordt echter niet ten uitvoer gebracht omdat hem door de Koningin gratie wordt verleend.
Vele jaren later, in augustus 1989, laat Nico Smit aan journalist Paul Spapens weten dat achter het initiaal V. de kleine distilleerderij van Antonius Johannes Verhoeven (1909-1979) uit ’s-Graveland schuilgaat. Distillateur Verhoeven ziet in de productie van de gebroeders Smit een welkome aanvulling op zijn beperkte spiritustoewijzingen. In juli 1951, als de zogenaamde Spiritusbeschikking wordt ingetrokken en distillateurs niet langer aan toewijzingen zijn gebonden, stopt Verhoeven met het afnemen van clandestiene alcohol. Als gevolg daarvan moeten de gebroeders Smit op zoek naar nieuwe afnemers en bij die zoektocht lopen ze in november 1951 tegen de lamp. Tegenover Paul Spapens bevestigt Nico Smit nogmaals dat zijn gezagsgetrouwe vader het eigenlijk helemaal niet eens was met de clandestiene activiteiten. Voor het feit dat de clandestiene stokers distillateur Verhoeven uit de wind hebben gehouden blijkt een perfecte verklaring te zijn: Verhoeven betaalt, in ruil voor het verzwijgen van zijn naam, de rekening van het energiebedrijf die de familie Smit krijgt nagezonden voor het gestolen gas.
© Peter Zwaal, 2012