Büch in de Hema

omslag

Boudewijn Büch, De hel : novelle (Amsterdam : Hema, 1990) 75 p., ƒ 3,75 [t/m 31 maart 1990, daarna ƒ 5,75]

Er was een tijd dat mensen van zekere welstand zich schaamden voor een bezoekje aan de Hema. De Hema was het ondergeschoven kindje van De Bijenkorf waar je alleen kwam om panties, worst en verfbenodigdheden te kopen. Een deftige kennis van mij met een portemon­nee vol plastic geld neemt het woord Hema nog altijd liever niet in de mond maar spreekt van Hollandsche Eenheidsprijzen Maat­schappij, wat thans weer duurder klinkt dan het oorspronk­elijk deed. Het kan verkeren. Hoe dan ook, de Hema heeft de laatste jaren haar imago van value for money niet alleen weten te consolide­ren maar is tevens trendgevoelig geworden. In de decembermaand had de Hema roze champagne en het ondergoed is er tegenwoordig zo modieus dat je wel een merkenfetisjist moet zijn om voor het driedubbele bedrag in De Bijen­korf een vergelijkbare herenslip aan te schaffen.

Twee jaar geleden begon de Hema ook met de verkoop van boeken. Opmerkelijker dan de aanwezigheid van Rainbow- en Bezige Bij-pockets tussen verfbenodigdheden en stofzuigers van het huis­merk Reactor (verander die naam!), was het besluit om ook eigen uitgaven te gaan produceren. Naast kook- en handwerkboe­ken, reisgidsjes en omnibussen heeft dat tevens geleid tot een bescheiden literair fonds, dat inmiddels meer dan twintig titels telt. Erg veel lijn valt er in dat fonds niet te ont­dekken. Romans van Nabokov en Pirandello, novelles van Kafka en Stefan Zweig maar ook werk van nog levende auteurs als Rolf Hochhuth en Marguerite Duras. Tot op heden is elk jaar ook één oorspronkelijk Nederlands lite­rair werk verschenen. Ton van Reen schreef een novelle over drie jongens en hun verwerking van de oorlog (Thuiskomst, 1988) en Marijke Höweler tekende voor een novelle over hedendaags relatieleed (Jij mag de kaarsjes uitblazen, 1989). Boudewijn Büch, allerminst vies van een groot publiek, is nu de derde Nederlandse auteur die niet is teruggeschrokken voor het warme worstaroma van de Hema. Zijn novelle De hel is voor het onwaarschijnlijk lage bedrag van ƒ 3,75 de gehele maand maart alleen in de Hema verkrijg­baar. Na maart wordt dat bedrag ƒ 5,75 maar dan nog zal Büch niet meer dan een kwartje of twee per verkocht exemplaar opstrijken. Waarschijnlijk hoopt hij dat zo’n bijna-cadeautje zal leiden tot (nog) hogere verkoopcijfers van zijn door De Arbeiderspers leverbare titels. Niet voor niets beweert de omslagtekst dat De hel nieuwsgierig maakt naar het gehele oeuvre van Büch.

In De hel maken we opnieuw kennis met de jeugdige Winkler Brockhaus, wiens leven en lijden door Büch reeds in de roman Het dol­huis (1987) zijn beschreven. Moest Winkler zich in Het dol­huis onderwerpen aan het straffe regiem van een katholieke jeugd­psychiatrische inrichting aan het eind van de jaren vijftig, in De hel is het de sadistische tucht van een gymna­sium aan het begin van de jaren zestig waartegen de hoofdper­soon in opstand komt. Anti-semitische uitlatingen aan zijn adres worden door de van oorsprong Joodse Winkler aangegrepen om een rel te trappen, die leidt tot het ontslag van twee leraren. Winkler Brockhaus is de held. Hoe hij ook kliert, geen leraar durft hem meer naar de rector te sturen. Alleen de gymnastiekleraar Staal, die in de oorlog in een Jappenkamp heeft gezeten, schrikt er niet voor terug Win­kler aan te pakken. Hij vindt Winkler (geboortejaar 1948) nauwelijks reden tot klagen hebben. Langzaam ebt het gezag van Winkler weg en als hij met een traangasampul opnieuw een heldendaad wil stellen, overspeelt hij zijn hand. Hij wordt door de rector (“Een kamp had mij niet eens zo’n slechte plek voor jou gele­ken”) van school getrapt. Net als in Het dolhuis wordt de geschiedenis vervolgens doorgetrokken naar het heden, waarbij aan het licht komt dat alle betrokkenen op één of andere wijze door de oorlog waren misvormd.

Büch heeft met De hel een novelle geschreven voor niet alleen een groot maar vooral ook een jong lezerspubliek. Zoals de omslag niet nalaat te vermelden schreeuwt het boek erom op de leeslijst van alle middelbare scholieren terecht te komen. Onderwerp (oorlogs- en gymnasiumleed), toonzetting (tragiko­misch) en omvang (nog geen 70 pagina’s tekst) zijn daarop toegesneden. De hel is ook zeker geen slecht boek, al huiver ik van een zin als “De rest van de jongens was voornamelijk bezig met het stoppen van hun tong in meisjesmonden” (p.63). Dus jongens en meisjes, allemaal in gestrekte draf naar de Hol­landsche Een­heidsprijzen Maatschappij om Büch te kopen. Gebruik deze recensie maar als uittreksel en als de leraar sarcastisch opmerkt “Weer zo’n dun boekje!” kun je van grote belezenheid getuigen door het hiernavolgende goed in je kop te stampen en achteloos ten beste te geven. “Apropos, is het U opgevallen dat de vader van Winkler Brockhaus in De hel Rainer heet (p.26) terwijl hij in Het dolhuis nog Sigis­mund wordt genoemd (p.170)? En dat Winklers broertje Laroux in De hel twee klas­sen hoger in het gymnasium zit (p.8) terwijl hij in Het dol­huis nog door het leven gaat als een jonger broer­tje (p.24)?” Een kwaliteitszaak als de Hema had dit soort slordig­heden toch eigenlijk niet mogen laten passeren.

© Peter Zwaal, 1990