In de vroege ochtend van 30 juni 1934 valt een overvalcommando van SS’ers en politieagenten, in aanwezigheid van rijkskanselier Adolf Hitler en propagandaminister Joseph Goebbels, pension Hanslbauer in het Beierse vakantieplaatsje Bad Wiessee binnen. SA Stabschef Ernst Röhm en enkele andere in het pension verblijvende SA-kopstukken worden van hun bed gelicht, gearresteerd en kort daarop zonder enige vorm van berechting geëxecuteerd. Eén van Röhms vertrouwelingen, SA Obergruppenführer Edmund Heines wordt bij zijn arrestatie in pension Hanslbauer aangetroffen in een bed dat hij deelt met een 20-jarige adjudant/chauffeur. De moordpartij op de SA-top wordt door het nationaal-socialistische regime gelegitimeerd met het argument dat Röhm voornemens was een Putsch (staatsgreep) te plegen. Tegelijkertijd benadrukt Goebbels echter de schimpfliche und ekelerregende sexuelle Abnormität van Röhm en enkele andere SA-kopstukken. Daardoor wordt van een in wezen innerparteiliche machtsstrijd en zuiveringsactie tevens een kwestie van seksuele moraal gemaakt.
In werkelijkheid is Röhms homoseksualiteit al enkele jaren een publiek geheim en heeft Röhm tegenover journalisten toegegeven dat hij “niet tot de braafsten behoort en ook bepaald niet de ambitie heeft daartoe te behoren”. Hitler heeft Röhm tot dan toe altijd de hand boven het hoofd gehouden door erop te wijzen dat de SA “geen moreel opvoedingsinstituut is voor meisjes van goede komaf maar een club van ruwe vechtersbazen”. Seksualiteit vindt Hitler in principe een privézaak. De arrestatie en liquidatie van Röhm en zijn getrouwen betekent dus een verandering in de opstelling van het nationaal-socialisme inzake de seksuele moraal. Waaruit de schandalige en weerzinwekkende seksuele activiteiten van Röhm en de SA-top precies bestaan laat het nationaal-socialistisch regime, uit vrees tegenstanders in de kaart te spelen, wijselijk in het midden. Niettemin wakkeren de summiere mededelingen over het seksuele wangedrag van Röhm en andere SA-kopstukken allerlei geruchten aan over homoseksfeesten in Berlijn en München en over een schwule Hofstaat met een onstilbaar verlangen naar telkens nieuwe lustknapen (Frischfleisch).
Visconti en de Nacht van de Lange Messen
Hitlers afrekening met Röhm en andere SA-kopstukken in de zogenaamde Nacht van de Lange Messen heeft ook de verbeelding geprikkeld van verschillende homoseksuele schrijvers en regisseurs. Dat binnen een paramilitaire organisatie als de SA een zekere speelruimte bestond voor homoseksuele arrangementen is natuurlijk reeds een fascinerend gegeven. Voorts illustreert het geval Röhm – om het maar even zo te noemen – dat homoseksuelen niet per definitie aan de ‘goede’ kant van de geschiedenis opereren. Voor schrijvers en regisseurs die de liefde tussen mannen op een positieve wijze willen beschrijven of verbeelden is een ‘foute’ figuur als Röhm dus een lastige sta in de weg. Al in 1936 heeft de linkse schrijver Ludwig Renn (1889-1979) in zijn roman Vor großen Wandlungen een dappere poging gedaan om de homoseksuele liefde op zichzelf te scheiden van het seksuele wangedrag waaraan Röhm en de top van de SA zich schuldig maakten.
Regisseur Luchino Visconti (1906-1976) lijkt zich daarentegen in zijn speelfilm La caduta degli dei / The damned (1969) juist te hebben verlustigd in dat wangedrag. Het kwaad is alomtegenwoordig en trekt zich van seksuele oriëntaties niets aan. Uitgebreid toont Visconti hoe de top van de SA in Bad Wiessee bijeenkomt en hoe dit treffen vrijwel onmiddellijk ontaard in een liederlijke orgie. Beroemd is de scène waarbij de laveloze en half ontklede SA-kopstukken en hun lustknapen het lied Es zittern die morschen Knochen zingen, waarvan het refrein luidt:
Wir werden weiter marschieren
Wenn alles in Scherben fällt,
Denn heute da hört uns Deutschland
Und morgen die ganze Welt.
In de daarop volgende scènes toont Visconti hoe geen van de aanwezige SA’ers de volgende morgen haalt omdat pension Hanslbauer door de SS wordt overvallen en alle gasten meedogenloos worden afgeslacht. Natuurlijk maakt Visconti zich hier schuldig aan historische verdichting: in werkelijkheid was pension Hanslbauer geen SA-bordeel, terwijl de hier op 30 juni gearresteerde SA-kopstukken allen aan hun eind kwamen in de Stadelheim-gevangenis te München. Maar de verleiding om twee orgieën – één van seks, gevolgd door één van geweld – te laten plaatsvinden in Bad Wiessee, symbool van het romantische Duitsland, kon de cineast Visconti onmogelijk weerstaan.
The glass arcade
Nog veel bonter dan Visconti maakt schrijver en theatermaker Adrian Brooks (1947) het in zijn roman The glass arcade (1980). De handeling in deze slechts in pocketuitvoering verschenen roman speelt zich grotendeels af in een jongensbordeel in Beieren, in de vier weken voorafgaand aan de Nacht van de Lange Messen. Dit jongensbordeel in de vorm van een decadent lustoord wordt bezocht door hoge officieren van de SA en andere nationaal-socialistische organisaties. Het bordeel/lustoord wordt bestierd door de eigenaar van het voormalige Berlijnse cabaret The glass arcade, ene Frederich Lorken. Een glass arcade is wat in goed Duits zou kunnen worden omschreven als een Zerrspiegel Kabinett oftewel een lachspiegelkabinet: een serie spiegels met gekromd oppervlak die het spiegelbeeld op een (lachwekkende) manier vervormen. In het appartement dat Lorken in het bordeel/lustoord bewoont staan deze spiegels nog steeds opgesteld. Net als de jongens die in het bordeel/lustoord werken is ook Lorken een gevangene van de nazi’s, meer in het bijzonder van een SS-majoor die er een sadistisch genoegen in schept Lorken zowel aan te halen als te vernederen. De lachspiegels fungeren als een metafoor. Wat weerspiegelen ze nu eigenlijk: een vrolijk bordeel (à la pension Hanslbauer in Visconti’s film) of een homoconcentratiekamp?
Het bordeel/lustoord wordt beschreven door de ogen van een nieuwkomer, de 14-jarige Michael Kurtz, wiens ouders en babybroertje op 1 juni 1934 door de nazi’s op gruwelijke wijze zijn vermoord. In een tijdbestek van krap vier weken groeit deze maagdelijke en zwaar getraumatiseerde hoofdpersoon, die aanvankelijk alles in het werk stelt om te ontsnappen, uit tot de vertrouweling en minnaar van Frederich Lorken. Daarbij toont hij zich ook nog eens bereid zijn steentje bij te dragen aan de gemeenschap van jongenshoeren, die hij als zijn nieuwe familie is gaan beschouwen. En hoe toevallig: ook Ernst Röhm, die het bordeel/lustoord met een bezoekje vereert aan de vooravond van de bijeenkomst in Bad Wiessee, laat zijn oog op de 14-jarige Michael vallen. Röhm dwingt Michael tot een striptease, laat hem zijn door littekens misvormde gezicht kussen en … bouwt vervolgens urenlang samen met de lustknaap een modelspoorbaan.
The glass arcade is een rare, ronduit mislukte roman. Alleen in de beschrijving van allerlei uiterlijkheden – van sommige personen, van het barokke bordeel/lustoord, van de extravagante kostuums – raakt de auteur op dreef. Maar geen van de hoofd- of bijfiguren komt echt tot leven: het blijven bordkartonnen figuren, wier motieven en diepere drijfveren nooit invoelbaar worden. De karakterontwikkeling van hoofdpersoon Michael Kurtz is nog wel het meest ongeloofwaardig. Door Röhm te portretteren als een zielige impotente treintjesfanaat laat de auteur bovendien de verdenking op zich de SA Stabschef posthuum te willen indelen bij de ongevaarlijke en dus ‘goede’ homoseksuelen. Een pulpromannetje dus met een beetje ranzige bijsmaak.
© Peter Zwaal, 2014
The glass arcade / Adrian Brooks (New York : Pocket/Simon & Schuster ; London : Star/W.H.Allen & Co., 1980)