Achille De Cock, apotheker, tafelwaterfabrikant en flessenimporteur uit Oostende

kogelflesje E. van Peene (1)kogelflesje E. van Peene (hieltekst)kogelflesje E. van Peene (teksten hiel en onderzijde)Achille Norbert Cornelis De Cock (1864-1932)

 

 

 

 

 

 

 

In 2011 gaf ik het Likeur & Fris Museum in Hilvarenbeek een kogelflesje in bruikleen dat lang geleden door een Zeeuws-Vlaamse tante van mij op een Oost-Vlaamse brocantemarkt was aangeschaft.[1] Met de sluiting van genoemd museum is dat kogelflesje plotsklaps weer terug in mijn bezit. Het is een bijzonder flesje, niet zozeer vanwege die lieve tante, maar omdat dit flesje van alles duidelijk maakt over de levendige mineraalwaterhandel en frisdrankenindustrie in de Belgische badplaats Oostende in het laatste decennium van de negentiende en het eerste kwart van de twintigste eeuw.

Het kogelflesje heeft drie opschriften in glasreliëf. Het meest opvallende opschrift luidt: E. VAN PEENE / SELZAETE. Dit opschrift bevindt zich op de romp van de flesje rond een afbeelding in glasreliëf van een kraaiende haan. Op de hiel van het flesje staat: USINES ACH De COCK & Cie / OSTENDE. De bodem van het flesje vermeldt: AGENTS DE THOMAS BARRON & Co alsmede het nummer 3338. Er is weinig inzicht voor nodig om te begrijpen dat E. Van Peene (Zelzate) het kogelflesje gebruikt heeft voor de botteling van limonadegazeuse; verder dat genoemde Van Peene het kogelflesje heeft betrokken van Usines Ach. De Cock & Cie. (Oostende); en tenslotte dat laatstgenoemde agent was van Thomas Barron & Co.

De flessenfabriek van Thomas Barron & Co. bevond zich in Mexborough in het graafschap South Yorkshire. Over deze Engelse glasblazerij en zijn naamgever Thomas Barron (1812-1887) is reeds het nodige geschreven door een historicus uit Mexborough. Een ieder die geïnteresseerd is in deze flessenfabriek leze het artikel van deze historicus, dat integraal op internet is gepubliceerd.[2] Naar alle waarschijnlijkheid is het nummer 3338 op de bodem van het kogelflesje een model- of bestelnummer. Aan de hand van dit nummer konden flessen bij Thomas Barron & Co. worden nabesteld zonder dat uitvoerig overleg nodig was over het model, de specifieke opschriften en decoratie.

Aanvankelijk bestond bij mij het vermoeden dat de decoratie van de kraaiende haan een verwijzing was naar de naam Ach. De Cock. Dat vermoeden bleek echter vals. Het Museum voor Industriële Architectuur en Textiel (MIAT) te Gent en het Gemeentelijk Museum te Melle bezitten namelijk eveneens kogelflesjes die zijn voorzien van het hielopschrift USINES ACH De COCK & Cie / OSTENDE. De kogelflesjes uit het MIAT zijn voorzien van de volgende rompopschriften en decoraties:

  • FR. VERMEEREN-DE MULDER / LEDEBERG met decoratie van een paard;
  • AUGUST MOENS / OOST-EEKLOO met decoratie van een klauwende leeuw;
  • CAMIEL MOENS / OOST-EEKLOO met decoratie van een klauwende leeuw;
  • VICTOR RENARD / GENDBRUGGE met decoratie van een vos.

Het kogelflesje uit het Gemeentelijk Museum Melle heeft het rompopschrift:

  • PIERRE LABYN / MELLE met decoratie van een stralende zon.

Net als het kogelflesje met decoratie van een kraaiende haan zijn al deze kogelflesjes gemaakt in de flessenfabriek van Thomas Barron & Co. uit halfwit (zeegroen) glas. Ook de afmetingen stemmen overeen: 20 à 21 centimeter hoog, met een diameter van 5,5 à 6 centimeter en een inhoud van 6.5 à 7 fluid ounces (ongeveer 18.5 à 20 centiliter). Wat de kogelflesjes uit de collecties van het MIAT en het Gemeentelijk Museum Melle ondubbelzinnig aantonen is dat de decoraties kennelijk varieerden per limonadegazeusefabrikant.[3] August Moens (1862-1922) en zijn zoon Camille Moens (1886-1955) uit Oosteeklo kozen voor een (Vlaamse) leeuw.[4] Fr. Vermeeren uit Ledeberg wilde liever kogelflesjes met een paard en Petrus Labyn (1866-1948) uit Melle koos voor een zonnetje.[5] Dat Victor Renard uit Gentbrugge zijn kogelflesjes liet decoreren met de afbeelding van een vos was gezien zijn achternaam alleszins begrijpelijk. Waarom Edgar Van Peene uit Zelzate zijn flesjes liet decoreren met een kraaiende haan zal wel altijd een raadsel blijven – maar zoveel is zeker dat die kraaiende haan niets van doen had met Ach. De Cock.

De vraag die zich vervolgens aan mij opdrong was welke rol Ach. De Cock precies vervulde. Als het bedrijf van Ach. De Cock fungeerde als agentschap van Thomas Barron & Co was het dus actief als importeur van kogelflesjes. Maar waarom noemde het bedrijf zichzelf dan een fabriek (Usines)? En als er geen kogelflesjes (of op zijn Oost-Vlaams: saffarkes[6]) in deze fabriek werden vervaardigd, wat dan eigenlijk wel? En importeerde De Cock alleen kogelflesjes of handelde hij ook nog in andere soorten verpakkingsglas? Een digitale speurtocht door nieuws- en advertentiebladen uit Oostende moest uitkomst brengen.[7]

Oostendse apothekers en de handel in mineraalwater

De uit een middenstandsgezin afkomstige Achille Norbert Cornelis De Cock (1864-1932) behaalde in juni 1886 te Gent het apothekersdiploma. In het kader van zijn studie had Achille De Cock buitenlandse praktijkervaring opgedaan in Wenen. In augustus 1886 opende De Cock in zijn geboortestad Oostende een apotheek in de Wittenonnenstraat. Deze Pharmacie Centrale bevond zich vlak bij het postkantoor in het centrum van de stad. In de apotheek werden allerhande poeders, pillen, pastilles, balsems en zalfjes verkocht, alsmede verbandmiddelen en reukwaters. Ook waren er diergeneesmiddelen verkrijgbaar. Verder verkocht De Cock, net als alle andere plaatselijke apothekers, mineraalwaters en limonadegazeuses.[8]

Hoewel mineraalwaters aan het eind van de negentiende eeuw steeds minder werden beschouwd als geneesmiddel en steeds meer de rol van neutrale dorstlessers gingen vervullen, bleven grote groepen consumenten geloven in de heilzame werking van een mineraalwaterkuur. Zo’n kuur zou het lichaam van binnen schoonspoelen en reinigen. Als een cure hydrominérale al niet baatte tegen specifieke gezondheidsklachten, schaden deed het in elk geval niet. In een mondaine badplaats als Oostende, dat jaarlijks tienduizenden toeristen ontving die in verband met hun gezondheid een paar weken aan de kust kwamen vertoeven, hield de vraag naar eaux médicamenteuses waarschijnlijk langer stand dan elders.[9] Dat in alle Oostendse apotheken mineraalwaters verkrijgbaar waren had echter niet alleen van doen met de medicinale vraag uit toeristische hoek. Omdat het water dat in Oostende uit de kraan kwam alleen geschikt was om de ramen te zemen, de was te doen en het toilet door te spoelen was de Oostendse bevolking voor haar drinkwaterbehoefte sterk aangewezen op gebotteld mineraalwater. Pas in 1923 (!) zou in Oostende het eerste drinkwater uit de kraan stromen. Dit water was afkomstig uit het brongebied Bocq-Hoyaux (bij Modave in de provincie Luik) en werd daarom ook wel ‘Bocqwater’ genoemd.[10]

Bouchery gebouw, Oostende, 1910-1911 (beeldbank Oostende)Albert Bouchery (1858-1941)Spontin-advertentie (1912)

 

 

 

 

 

Marktleider Albert Bouchery

De handel in gebotteld mineraalwater te Oostende werd decennialang gedomineerd door een collega van Achille De Cock. Deze Albertus Emilius Julianus Bouchery (1858-1941) was onder meer eigenaar van de Pharmacie Anglaise. Deze apotheek was aanvankelijk gevestigd in de Kaaistraat, verhuisde in 1898 naar de Weststraat en vond uiteindelijk in 1911 onderdak in een statig appartementengebouw aan het Marie-Joséplein dat Bouchery zelf had laten bouwen.[11] De Pharmacie Anglaise van Bouchery importeerde mineraalwaters uit Frankrijk (Vichy, Contrexéville, Badoit, Vals, Vittel, Evian), Duitsland (Rhens, Selters, Gerolstein, Roisdorf), Luxemburg (Mondorf) en Oostenrijk-Hongarije (Mattoni’s Giesshübler uit Karlsbad, Apenta uit Boedapest). Het bedrijf bezat diverse pakhuizen in Oostende waar de mineraalwaters werden opgeslagen en – voor zover ze niet reeds gebotteld waren – tevens op fles werden gebracht. Bouchery verkocht de mineraalwaters niet alleen en détail in zijn eigen apotheek maar ook en gros aan horecazaken in Oostende. Vermoedelijk had hij ook veel afnemers buiten Oostende. Voor de Belgische mineraalwaterproducent Spontin trad Albert Bouchery op als groothandelaar-distributeur voor Oostende en omstreken.

Toen de Brusselse hofarts en hoogleraar Jules Félix (1839-1912) in 1905 de mogelijkheden tot exploitatie begon te onderzoeken van een oude artesische put in het Oostendse Leopoldpark, reageerde Bouchery in eerste instantie sterk afwijzend. Het water uit de put in het Leopoldpark was volgens Bouchery brak en ondrinkbaar.[12] Duidelijk was echter dat Bouchery in de exploitatie van deze put een bedreiging zag voor zijn florerende mineraalwaterhandel. Nadat gebleken was dat Félix vooral uit was op de stichting van een thermale badinrichting in Oostende, steunde Bouchery diens plannen en verwierf hij zelfs de bottel- en verkooprechten voor het eau minérale d’Ostende source du parc.[13] Van de plannen tot bouw van een thermale badinrichting in het Leopoldpark is overigens nooit wat terecht gekomen. Uiteindelijk kreeg Oostende wel zijn prestigieuze Palais des Thermes (1933) maar dat lag op een heel andere plek en was bij opening feitelijk reeds achterhaald omdat de medische wetenschap de thermale badinrichtingen en het mineraalwaterkuren overbodig maakte.

Uiteraard was de handel in limonadegazeuses veel seizoensgebondener dan die in gebotteld mineraalwater. De productie van limonadegazeuses was voor een belangrijk deel in handen van enkele gespecialiseerde fabrikantjes. Omdat het kraanwater onbetrouwbaar was moest het worden gefilterd en bewerkt alvorens het kon worden gebruikt voor de bereiding van limonadegazeuses. Behalve plaatselijke limonadegazeuses waren in Oostende ook limonadegazeuses van buitenlandse makelij verkrijgbaar. Oostende bezat uitstekende scheepvaartverbindingen met Groot-Brittannië waardoor er in de zomermaanden veel Engelse badgasten verbleven. Diezelfde scheepvaartverbindingen maakten het mogelijk dat limonadegazeuses uit Portsmouth (van Mumby & Co. Ltd) en Londen (van J. Schweppe & Co. Ltd) tegen betrekkelijk lage kosten konden worden aangevoerd. Engelse badgasten in Oostende konden daardoor al rond 1895 genieten van typisch Engelse frisdranken als tonic en ginger ale.

La Saison d'Ostende, 11-07-1906Le Saison d'Ostende, 14-07-1911

 

 

 

 

Achille De Cock in de tegenaanval
Bij de dominante positie van zijn collega Albert Bouchery op de plaatselijke markt voor gebottelde waters heeft Achille De Cock zich jarenlang neergelegd. In 1904 zette hij echter de tegenaanval in. In dat jaar nam De Cock het limonadegazeuse- en spuitwaterfabriekje over van Victor Van Isacker (1861-1932) in de Hendrik Serruyslaan. Van Isacker deed zijn fabriekje van de hand omdat hij emigreerde naar de Verenigde Staten. De Cock herdoopte het bedrijf in Usines Ach. De Cock & Cie. en voerde de productie van alcoholvrije dranken snel op. In 1905 bracht hij een gebotteld tafelwater op de markt onder de poëtische benaming La Rosée [= de dauw]. Aan dit ‘natuurlijke tafelwater’ lagen echter allesbehalve dauwdruppels ten grondslag. Wat De Cock in feite deed was het Oostendse kraanwater filteren, steriliseren en impregneren met koolzuurgas. Voor een literfles La Rosée moesten 25 centimes worden neergeteld. Een koolzuurvrije variant van het tafelwater was ook verkrijgbaar in grote mandflessen (bonbonnes) tegen een prijs van 20 centimes per liter. Het tafelwater La Rosée vormde een goedkoop alternatief voor de gebottelde mineraalwaters van zijn concurrent Albert Bouchery. Een liter gebotteld mineraalwater kostte al snel 35 centimes. In 1906 opende De Cock een nieuwe, modernere en grotere fabriek in de Aartshertoginnestraat. Het tafelwater La Rosée werd al spoedig gevolgd door een product dat als ‘bronwater’ werd aangeprezen. Dit Eau Idéale was echter afkomstig uit enkele plaatselijke citernes waarin regenwater werd opgevangen. Met de eigenaren van deze citernes had De Cock exclusieve afnamecontracten afgesloten. Ook dit regenwater werd in de fabriek van De Cock gefilterd, gesteriliseerd en gebotteld. Tot aan de komst van het zogenaamde Bocqwater in 1923 waren La Rosée en Eau Idéale vermoedelijk de meest betaalbare gebottelde waters waarmee men in Oostende zijn dorst kon lessen.

Met zijn betaalbare waters wist De Cock in Oostende een brede kring van afnemers te verwerven. Om zijn apothekersachtergrond niet te verloochenen en zijn assortiment te verbreden met hoogwaardiger producten, trad De Cock vanaf 1906 ook op als groothandelaar-importeur-distributeur van bekende mineraalwaters als Spa, Kaiserbrunnen (Aken) en Borcette Sprüdel (Burtscheid bij Aken). Albert Bouchery moest het agentschap van Spontin vanaf 1908 delen met De Cock. Vanaf 1910 was De Cock tevens importeur en distributeur van de Schweppes-frisdanken. De groothandel in mineraalwaters en frisdranken bracht De Cock in contact met tal van kleine drankendistributeurs en –fabrikanten in plaatsen langs de Belgische kust en in het Vlaamse achterland. Vermoedelijk heeft dat er mede toe geleid dat De Cock ook actief is geworden in de flessenimporthandel. De directe aanleiding lijkt echter te zijn gelegen in een prijsstijging van 10% die de gezamenlijke Waalse glasblazerijen in 1906 doorvoerden. Veel grootafnemers van flessen waren woedend over deze exorbitante prijsverhoging.[14] Ook Achille De Cock zal niet blij geweest zijn met deze prijsverhoging.

Gegeven de uitstekende scheepvaartverbindingen van Oostende met Groot-Brittannië hoeft het niet te verbazen dat De Cock bij Britse verpakkingsglasfabrikanten zijn licht is gaan opsteken. Hoe en wanneer precies het contact met Thomas Barron & Co. in Mexborough tot stand is gekomen blijft helaas onduidelijk. Wat betreft schriftelijke en gedrukte bronnen die zich uitlaten over De Cocks activiteiten als flessenimporteur moeten we het slechts stellen met enkele ontvangstbewijzen uit 1912 en 1913 die vermelden dat het bedrijf van De Cock onder meer handelt in bouteilles à bille (kogelflesjes). Uit tastbare bewijzen kan worden opgemaakt dat De Cock ook handelde in andersoortige flessen. Heemkundig Museum Reuzenhuis (Borgerhout) bezit een blauwe spuitwatersifon. In de tinnen stop van deze sifon is behalve de naam van de spuitwaterfabrikant (H.J. Caethoven Frères / Borgerhout, Anvers) ook de naam gegraveerd van Usines Ach. De Cock & Cie. De ontvangstbewijzen uit 1912 en 1913 vermelden voorts dat De Cock ook handelde in mineraalwatermachines, sifonvullers en allerhande onderdelen die regelmatig bij dit soort apparaten vervangen dienden te worden zoals reduceerventielen. Ook siropen, extracten en essences waren bij De Cock te koop. Het bedrijf van De Cock was kortom van vele markten thuis. Behalve als producent van koolzuurhoudende alcoholvrije dranken voorzag hij ook veel branchegenoten van de noodzakelijke machines, onderdelen, grondstoffen en emballagematerialen.

rekening 1913

 

 

 

 

 

De Cock trekt zich terug  

Tot in de jaren twintig heeft De Cock waarschijnlijk een zeer goede boterham verdient aan de productie van en handel in gebottelde waters en frisdranken. De handel in kogelflesjes, sifons en andere benodigdheden voor het mineraalwaterbedrijf is vermoedelijk een florerende nevenactiviteit geweest. In de wetenschap dat met de komst van het Bocqwater zijn omzet ongetwijfeld flink zou krimpen, verkocht De Cock zijn bedrijf in 1922 aan de Compagnie Générales des Eaux Minérales et Gazeuses S.A. (Brussel), producent van het mineraalwater Spontin.[15] Net als vóór 1904 beperkte De Cock zich beroepshalve weer tot zijn apotheek.

Behalve als apotheker, tafelwaterfabrikant en flessenimporteur was De Cock van december 1899 tot en met februari 1926 ook actief in de gemeentepolitiek van Oostende, laatstelijk als schepen (wethouder) van financiën. Als liberaal politicus heeft De Cock zich verschillende malen gemengd in de kwestie rond de drinkwatervoorziening van Oostende. Een plaatselijke geschiedschrijver moet nog maar eens precies uitpluizen door welke motieven De Cock zich in deze kwestie heeft laten leiden: als ondernemer had hij er belang bij dat het water dat in Oostende uit de kraan kwam niet drinkbaar was omdat de bevolking dan was aangewezen op de gebottelde waters uit zijn fabriek, terwijl hij als gemeenteraadslid en schepen juist diende te bevorderen dat Oostende wel drinkbaar kraanwater kreeg.[16] Tenslotte bekleedde Achille De Cock ook nog diverse functies in het maatschappelijk en culturele leven van Oostende. Toen de ongehuwd gebleven De Cock in november 1932 op 68-jarige leeftijd overleed, was dat voor de plaatselijke kranten en weekbladen aanleiding om uitgebreid stil te staan bij het heengaan van deze prominente inwoner. De begrafenis van De Cock werd bijgewoond door vele hoogwaardigheidsbekleders, vrienden en zakelijke relaties.[17] Memorabel is nog dat onder de aanwezigen ook de allerbekendste inwoner was die Oostende ooit heeft voortgebracht: inderdaad, de schilder James Ensor (1860-1949).[18]

© Peter Zwaal, 2015

Een eerdere versie van dit artikel is verschenen in: De Oude Flesch : glashistorisch tijdschrift 38 (2016) 144 (1e kwartaal) p.23-27.

Noten 

1) Vermoedelijk op de zogenaamde safarkensmarkt in Wachtebeke, die sinds 1978 elk jaar in de tweede week van augustus wordt gehouden wordt en waarbij een symbolische rol voor kogelflesjes is weggelegd.
2) J.R. Ashby, Barron’s Glassworks : Mr. Thomas Barron and his involvement in the glassworks of South Yorkshire [www.joseflocke.co.uk/heritage/glass.htm]
3) Gerda Verheeke, Het minerale water, spuitwater, limonades, Tijdschrift voor Geschiedenis van Techniek en Industriële Cultuur 9 (1991) 2 (34) p.3-33; Guido Deseyn, Bronwater- en limonadebedrijven in Oost-Vlaanderen, Tijdschrift voor Geschiedenis van Techniek en Industriële Cultuur 9 (1991) 2 (34) p.41-47
4) Een Oosteekloos saffarken in Amerika, Oosteeklo Vandaag, juni 2003 [www.oosteeklo.com/index.php?m=historiek&f=saffarken]
5) Christine Bruyneel, De kogel in de fles ook te Melle, De Gonde 21 (1993) 4 p.13-19; Jan Olsen, Enige achtergrondgegevens m.b.t. Petrus Labyn, De Gonde 21 (1993) 4 p.20-21
6) Het woord saffarke zou een verbastering zijn van de achternaam van Eduardus Andreas Chaffart (1823-1880), een Oostendenaar die werkzaam was bij het loodswezen in Vlissingen. Chaffarts weduwe Henrica Josephina Block (1840-1902) begon in 1880 in Ledeberg samen met enkele van haar kinderen een “fabriek van metaalvrije minerale wateren en andere mousserende dranken”. Deze fabriek werd in 1894 verplaatst naar Gent. Johan Taeldeman, Bomboare : Nevelse dialektwoorden en uitdrukkingen, Berichtenblad van de heemkundige kring Het Land van Nevele 3 (1972) 4 (december) p.249-251; Maurits Van Wesemael, Uit de geschiedenis van het saffarke of kogelflesje, Oostvlaamse Zanten 48 (1973) p.122-135 en Jaarboek van de Waregemse geschied- en heemkundige kring De Vierschaar 13 (1979) p.49-64
7) Deze frans- en nederlandstalige nieuws- en advertentiebladen zijn digitaal te raadplegen in de databank van Gescande Oostendse Documenten (GOD) op de website van openbare bibliotheek Kris Lambert [http://god.biboostende.be/].
8) Willy Maervoet, Biografische gegevens nopens Oostendse politici, De Plate 11 (1982) 12 (december) p.204
9) Le Carillon 8 (1903) 150 (17-18 octobre) p.6
10) Over de geschiedenis van de drinkwatervoorziening in Oostende is een 6-delige artikelenreeks geschreven door stadsgids Lucien Valcke, Van woaterhuus tot woatertorre, Lange Nelle 4 (1992) p.92-97, Lange Nelle 5 (1993) p.4-5, 60, 89-94 en 128-131, Lange Nelle 6 (1993) p.3-8
11) Bouchery was daarnaast oprichter (1895), uitgever en hoofdredacteur (tot 1923) van het plaatselijke nieuws- en advertentieblad Le Carillon. Jean-Marie Bekaert, Albert Bouchery (1858-1941), De Plate 23 (1994) 1 (januari) p.8-12
12) Le Carillon 11 (1906) 93 (20 juillet) p.1
13) Le Carillon 15 (1910) 4 (8-9 janvier) p.2-3; L’Echo d’Ostende 50 (1911) 59 (27 juillet) p.1; Rafaël Van Oye, Oostende’s mineraalwater. In : Handelingen van het XVe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, 1911, p.62-68
14) Leon Maurice Crismer, De merkwaardige geschiedenis van het water van Spa (Spa Monopole, 1989) p.56. De verhoging van de flessenprijzen hield verband met de voortdurende arbeidsonrust in de Waalse glasblazerijen. Om werkstakingen te voorkomen moesten de lonen worden verhoogd.
15) L’Echo d’Ostende 61 (1922) 40 (24 mai) p.2. In juli 1931 zou de Compagnie Générales des Eaux Minérales et Gazeuses ook de concessie verwerven voor het bottelen van het mineraalwater uit de artesische put in het Leopoldpark. L’Echo d’Ostende 70 (1931) 51 (4 juillet) p.2; Le Littoral 9 (1931) 27 (4 juillet) p.3
16) L’Echo d’Ostende 59 (1920) 16 (8 avril) p.1-2
17) Le Carillon 37 (1932) 93 (30 novembre) p.1; L’Echo d’Ostende et du Littoral 71 (1932) 95 (30 novembre) p.1 en 96 (3 decembre) p.1; De Duingalm 57 (1932) 49 (2 december) p.5
18) Ensor was in 1927 geïnstalleerd als lid van de in 1923 door Bouchery (voorzitter), De Cock en 25 andere vooraanstaande inwoners van Oostende opgerichte plaatselijke Rotaryclub. Jean-Marie Bekaert, 75 jaar Rotary Oostende, De Plate 27 (1998) 10 (oktober) p.201-206