Van bier weer terug naar boer

J. Stap, Doetinchem

De 19-jarige Jan Stap (1930-2020) is in de zomer van 1950 als dienstplichtig militair gelegerd in Haarlem. Tijdens weekendverlof leest hij in zijn ouderlijk huis in Doetinchem de krant met daarin de oproep om deel te nemen aan een vakantiefotowedstrijd rond het thema Het bier is weer best. De fotowedstrijd wordt georganiseerd door het Centraal Brouwerij Kantoor, de vereniging waar na de oorlog op één na alle Nederlandse brouwerijen bij zijn aangesloten. Stap, die als volontair al een jaartje heeft gewerkt in de studio van portretfotograaf Hans Weverling (1917) in de Van Lawick van Pabststraat te Arnhem, bedenkt dat als hij de cyclus van boer tot bier weet te verbeelden, hij misschien wel kans op een prijsje maakt. Geen gekke gedachte, want maar weinig andere deelnemers aan de fotowedstrijd komen op hetzelfde idee. Van de ongeveer honderd bewaard gebleven inzendingen is die van Jan Stap althans de enige die dit thema zo nadrukkelijk exploreert.

Voor het maken van zijn foto maakt Stap nog diezelfde dag een afspraak met een boer in de buurtschap Dichteren, onder de rook van Doetinchem. De boer wil wel model staan: “Volgende week zaterdag ga ik gerst maaien, kom dan maar langs.” Het weekend daarop fietst Stap, gewapend met een fles ijskoud bier en een 25 jaar oude Contessa-Nettel – een camera voor lichtgevoelige glasplaatjes van 6,5 x 9 cm – naar de betreffende boer. De fles bier is dik in kranten verpakt om koud te blijven. Stap heeft eraan gedacht om ook een glas mee te nemen. Het is een drukkend warme dag en als hij bij de boer arriveert is deze reeds aan het maaien. Die fles koud bier komt dus als geroepen. Als de fotosessie met de boer is beëindigd schiet Stap ook nog enkele plaatjes van gersthalmen tegen een licht bewolkte lucht. Thuis in zijn donkere kamer maakt Stap vervolgens zijn allereerste fotomontage. Een kunstje dat hij overigens niet van Hans Weverling heeft afgekeken want erg leerzaam is zijn jaar als volontair niet geweest.

De foto valt buiten de prijzen. Net als alle andere niet-prijswinnaars ontvangt Stap slechts een bedankbrief en een flesopener voor de moeite. Gelukkig laat Stap zich daardoor als fotograaf niet ontmoedigen. In 1953 begint hij achter de woning van zijn ouderlijk huis aan de Wijnbergseweg een eigen foto-atelier. Vier jaar later opent hij een fotohandel en fotostudio in een winkelpand aan de Waterstraat in Doetinchem. Begin jaren zeventig zet hij ook nog een studio voor reclame- en modefotografie op onder de naam Atelier 2000. Met de groei van zijn bedrijf groeit uiteraard ook de personeelsbezetting. De toegenomen zakelijke verantwoordelijkheid en allerlei personele besognes drukken echter Staps plezier in het werk. Uiteindelijk doet hij zijn fotohandel en fotostudio van de hand en gaat zich, aangemoedigd door landschap- en stillevenschilder Theo Zwaga (1942-1996), toeleggen op de schilderkunst. Staps liefde voor de schilderkunst resulteert ook in een tweetal publicaties: een boek over Schilders uit de Achterhoek & Liemers 1850-1950 (2003) en een boek waarin onder meer de gangen worden nagegaan van de jeugdige Piet Mondriaan in Winterswijk (Piet Mondriaan : zijn levensverhaal, 2011).

Als hij in 2013 op 82-jarige leeftijd met zijn foto uit 1950 wordt geconfronteerd, herinnert Jan Stap zich alles nog als gisteren. Dat de foto destijds buiten de prijzen is gevallen kan hij begrijpen: “Nogal een zwaar en grauw plaatje.” Met het compliment voor de originele invalshoek en onderwerpskeuze toont hij zich ingenomen, al meent hij dat “als agrarisch ingestelde Achterhoeker” die keuze ook nogal voor de hand had gelegen. Bescheidenheid siert de mens.

© Peter Zwaal, 2013, 2020